In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de vaststelling van het WIA-dagloon. Eiser, die zich op 18 januari 2017 ziekmeldde, was eerder werkzaam als docent en had een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) ontvangen. Het UWV had het dagloon van eiser vastgesteld op € 167,27, maar na een herbeoordeling was dit bedrag gecorrigeerd naar € 140,86. Eiser was het niet eens met deze vaststelling en had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het UWV. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV in zijn besluiten correct heeft gehandeld en dat de referteperiode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 moet worden gehanteerd. Eiser betoogde dat er rekening gehouden moest worden met zijn bijzondere situatie, maar de rechtbank oordeelde dat het UWV zich aan de wetssystematiek moest houden. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk en het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond. Eiser kreeg wel zijn griffierecht vergoed en het UWV werd veroordeeld in de proceskosten van eiser.