Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 maart 2020 in de zaak tussen
[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,
Procesverloop
Overwegingen
Feiten
[naam vriend] en in kleding zou handelen, is het college een onderzoek gestart naar het recht op uitkering van eiseres. Op 24 juli 2018 heeft een gesprek plaatsgevonden met eiseres. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 25 juli 2018.
Wettelijk kader
Schending inlichtingenplicht
.Bovendien heeft de gemachtigde van eiseres ter zitting erkend dat eiseres niet kan aantonen dat zij de opbrengsten van deze verkopen aan die anderen heeft doorbetaald.
Als deze betalingen een terugkerend of periodiek karakter hebben, door betrokkene kunnen worden gebruikt voor de algemeen noodzakelijke bestaanskosten en zien op een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan, is tevens sprake van inkomsten als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de Participatiewet (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 24 oktober 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3643). Verder worden periodieke betalingen van derden, waaronder familieleden, aan bijstandontvangers – ongeacht in welke vorm deze worden verstrekt en waarover vrijelijk kan worden beschikt – naar eveneens vaste rechtspraak van de CRvB als inkomen van de bijstandontvanger aangemerkt (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 7 mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1450).
/of van de (contante) verkoop van spullen aan de deur. Geen van die stortingen heeft eiseres echter met objectieve, verifieerbare gegevens weten te onderbouwen, zodat de herkomst van de bedragen onduidelijk blijft. Bij die stand van zaken heeft het college deze stortingen naar het oordeel van de rechtbank eveneens terecht aangemerkt als inkomen.
Intrekking en herziening
17 mei 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1864). Het is dan aan betrokkene om aannemelijk te maken dat zij, indien zij destijds wel aan de inlichtingenplicht zou hebben voldaan, over de betreffende periode recht op volledige dan wel aanvullende bijstand zou hebben gehad. In dit geval heeft het college zelf echter al een berekening gemaakt om te bezien of de bijstandsuitkering van eiseres over de betreffende maanden diende te worden herzien of ingetrokken. Daarbij heeft het college de ontvangen betalingen en stortingen als inkomen aangemerkt en afgetrokken van de voor eiseres over die maand geldende bijstandsnorm (destijds € 992,12).
€ 1302,55 bedroeg), heeft het college vastgesteld dat de inkomsten de geldende bijstandsnorm overschreden, zodat het recht op een uitkering over die maanden diende te worden ingetrokken.
Terugvordering
Onrechtmatig verkregen bewijs
Rechtszekerheidsbeginsel
Eiseres acht het in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel dat het college vervolgens een paar maanden later het onderzoek heropent en dezelfde bankafschriften ten grondslag legt aan het besluit tot herziening, intrekking en terugvordering van haar uitkering.
Conclusie
Als u het niet eens bent met deze uitspraak
BIJLAGE – wettelijk kader
30 juni 2018 € 992,12 per maand (artikel 21, onder a, van de Participatiewet).