Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
€ 120
€ 681-
3.Proceskosten
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 april 2019 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie waarbij belanghebbende in beroep ging tegen de uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft de afwijzing van de giftenaftrek voor het jaar 2015, waarbij belanghebbende contante giften aan verschillende stichtingen had opgevoerd. De inspecteur had de giftenaftrek gecorrigeerd en het belastbare inkomen uit werk en woning verlaagd. Belanghebbende stelde dat zij de giften had gedaan, maar de rechtbank oordeelde dat de door haar overgelegde bewijsstukken onvoldoende waren om de giftenaftrek te rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat er te veel twijfel bestond over de echtheid van de kwitanties en de herkomst van de contante giften. Daarnaast was er een geschil over de vergoeding van immateriële schade vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van het bezwaar. De rechtbank oordeelde dat belanghebbende recht had op een gedeeltelijke vergoeding van immateriële schade, die werd vastgesteld op € 250. Tevens werd de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende, die op € 767 werden vastgesteld. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen.