Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 augustus 2018 uitspraak gedaan over de toepassing van de 30%-regeling voor een belanghebbende van buitenlandse afkomst. De belanghebbende was in 2011 naar Duitsland gekomen voor zijn studie en heeft na zijn studie tijdelijk in Duitsland gewerkt voordat hij in dienst trad bij een Nederlandse werkgever. De rechtbank moest beoordelen of de belanghebbende recht had op de 30%-regeling, die belastingvoordelen biedt aan werknemers die uit het buitenland zijn aangeworven. Partijen waren het erover eens dat de belanghebbende was aangeworven uit het buitenland, maar er was onenigheid over de voorwaarde dat hij gedurende meer dan twee derde van de periode van 24 maanden voorafgaand aan zijn tewerkstelling in Nederland buiten de 150-kilometergrens van Nederland woonde. De rechtbank oordeelde dat de bewijslast bij de belanghebbende lag en dat hij niet had aangetoond dat hij aan deze voorwaarde voldeed. De rechtbank concludeerde dat de belanghebbende niet kwalificeerde als ingekomen werknemer en dat de toepassing van de 30%-regeling terecht was geweigerd. Het beroep werd ongegrond verklaard.