Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
eiseres, nader uit te duiden als “
[eiseres]”,
Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij NV te ’s-Hertogenbosch,
1.[naam en gegevens gedaagde A], en2. [naam en gegevens gedaagde B]
gedaagden, nader aan te duiden als “
[gedaagde A]” en “
[gedaagde B]”,
1.Het verdere verloop van het geding
b. de aantekeningen van de op 2 maart 2018 gehouden comparitie van partijen;
c. de akte tevens houdende overlegging producties van gedaagden;
d. de akte van uitlating van [eiseres] .
Daarna is vonnis bepaald.
2.Het geschil
3.De beoordeling
[De Holding] ). [De Holding] exploiteerde onder verschillende handelsnamen
- Bij vonnis van 2 maart 2016 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant in een procedure
tussen [eiseres] als eiseres en [De Holding] als gedaagde vonnis gewezen. [De Holding]
- De namens [eiseres] optredende deurwaarder heeft verscheidene vruchteloze pogingen gedaan
- [De Holding] is per 17 maart 2017 uitgeschreven uit het Handelsregister van de Kamer
wegens gebrek aan baten. Er heeft geen vereffening plaatsgevonden. De laatst
- [eiseres] heeft [gedaagde A] bij brief van 26 mei 2017 persoonlijk aansprakelijk gesteld voor de
betaling van hetgeen [De Holding] aan haar verschuldigd is.
Het antwoord op de vraag of de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt als hierboven bedoeld kan worden gemaakt, is afhankelijk van de aard en ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval.
[gedaagde A] betwist de juistheid van dit betoog. Hij wijst erop dat het gestorte aandelenkapitaal van € 18.000,00 is aangewend als startkapitaal voor de onderneming. Dat bedrag is niet afgezonderd, zoals [eiseres] stelt.
Het (vol)gestorte aandelenkapitaal is het deel van de geplaatste aandelen, waarvoor de onderneming daadwerkelijk gelden (of soms goederen) heeft ontvangen. Als het gestorte kapitaal niet 100% is volgestort, dan heeft de onderneming het recht het restant van dat aandelenkapitaal op te eisen van de aandeelhouders. Tot de invoering van de zogeheten Flexwet gold dat het gestorte kapitaal minimaal € 18.000,00 diende te bedragen. De gedachte daarachter was dat een dergelijk, minimaal bedrag in kas van de onderneming noodzakelijk was om fatsoenlijk te kunnen ondernemen.
Uit de processtukken (zie onder meer productie 1 bij de conclusie van antwoord) blijkt dat het geplaatste kapitaal van [De Holding] € 18.000,00 bedroeg en dat dit bedrag volledig was volgestort. Zonder nadere toelichting – die ontbreekt – valt dan ook niet in te zien in welke zin het gestorte aandelenkapitaal van [De Holding] na ontbinding van de BV ‘vrij is gevallen’ en aangewend had kunnen worden om de vordering van [eiseres] te voldoen. Alleen in het geval het geplaatste kapitaal nog niet volledig volgestort was, zou [De Holding] nog een vordering op haar aandeelhouder(s) hebben gehad, had zij het niet volgestorte deel van haar aandeelhouder(s) kunnen opeisen en had zij dat bedrag – na inning – wellicht kunnen aanwenden om de vordering van [eiseres] te voldoen.
3.17 Aan het opdragen van bewijs wordt echter niet toegekomen en wel omdat [eiseres] geen, althans geen voldoende gespecificeerd en geconcretiseerd, bewijsaanbod heeft gedaan dat aansluit op hetgeen zij, zoals hiervoor overwogen, dient te bewijzen. Voor het ambtshalve opdragen van bewijs ziet de kantonrechter geen aanleiding. Dat betekent dat in rechte niet komt vast te staan dat, zoals [eiseres] stelt, [gedaagde A] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door activa aan het vermogen van [De Holding] te onttrekken.
3.21 [eiseres] dient als de in het ongelijk te stellen partij de kosten van deze procedure te dragen. Die kosten worden tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde A] en [gedaagde B] als volgt begroot:
- griffierechten € 470,00
- explootkosten - 88,30
- salaris gemachtigde
- 600,00