Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
- [C II BV] het pand zal ontwikkelen;
- [B BV] de [kavel] zal verkopen aan [C II BV] ;
- [B BV] zal optreden als gedelegeerd ontwikkelaar en daarvoor een ontwikkelingsfee zal ontvangen;
- het pand uiterlijk na realisatie zal worden overgedragen aan een belegger en dat de daaruit voortvloeiende winst zal worden verdeeld in 30% voor [B BV] en 70% voor [C II Holding BV] .
- aan [I BV] (14,25%);
- aan [D] , [J] en [K] (in totaal 3,15%);
- de lening heeft een looptijd van 9 jaar en 11 maanden;
- er is geen verplichting tot aflossing, tenzij de juridische gerechtigdheid wordt vervreemd;
- er zal een winstafhankelijke vergoeding worden betaald, in die zin dat de winst van [F BV] voor 85,4% aan belanghebbende toekomt, 6,8% aan ieder van zijn kinderen en 1% aan de [Stichting H] ;
- tot zekerheid voor de lening wordt door [Stichting E] pandrecht op haar aandelen in [F BV] verleend aan belanghebbende en zijn kinderen.
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Vergoeding proceskosten en griffierecht
6.Beslissing
- verklaart de beroepen ongegrond;
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 971;
- veroordeelt de Minister voor Rechtsbescherming tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 529;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 313,12 (1/2 x € 626,25);
- veroordeelt de Minister voor Rechtsbescherming in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 313,13 (1/2 x € 626,25);
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht tot een bedrag van € 23 (1/2 x € 46) aan hem vergoedt;
- gelast dat de Minister voor Rechtsbescherming het door belanghebbende betaalde griffierecht tot een bedrag van € 23 (1/2 x € 46) aan hem vergoedt.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: