ECLI:NL:HR:2012:BW4102
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C. Schaap
- M.W.C. Feteris
- R.J. Koopman
- G. de Groot
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag loonbelasting en aanmerkelijk belang in een BV
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, die betrekking heeft op een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen voor het tijdvak van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004. De Inspecteur had een naheffingsaanslag opgelegd, die na bezwaar door de Inspecteur was verminderd. De Rechtbank te 's-Gravenhage verklaarde het beroep van belanghebbende gegrond en vernietigde de uitspraak van de Inspecteur, maar liet de rechtsgevolgen in stand. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof, dat de uitspraak van de Rechtbank bevestigde. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende cassatie ingesteld.
De Hoge Raad beoordeelt of A, die in 2004 werkzaamheden verrichtte voor belanghebbende, een aanmerkelijk belang had in de BV. Het Hof had geoordeeld dat de vereniging, die de aandelen in belanghebbende hield, deze voor rekening en risico van A en zijn echtgenote hield. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof geen onjuiste rechtsopvatting heeft gehanteerd en dat de oordelen van het Hof niet onbegrijpelijk zijn. De Hoge Raad komt tot de conclusie dat A en zijn echtgenote een aanmerkelijk belang in belanghebbende hadden, waardoor het vierde middel van belanghebbende afstuit.
De overige middelen kunnen ook niet tot cassatie leiden, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is gewezen op 23 november 2012 door de vice-president en vier raadsheren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier.