Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
- het benoemen van de mogelijkheid tot het opleggen van een boete op grond van de vierde tranche van de Awb;
- het niet betrachten van transparantie omtrent met belanghebbenden vergelijkbare gevallen;
- de kritische houding van de inspecteur met betrekking tot de door belanghebbenden aangetrokken externe deskundigen en de door hen uitgebrachte adviezen.
(“de volledige administratie (inclusief het e-mailverkeer) van de vennootschap”)tevens het e-mailverkeer worden begrepen (dat verband houdt met de activiteiten) van belanghebbenden. Naar het oordeel van de rechtbank is, anders dan belanghebbende stellen, het verzoek om informatie niet onduidelijk. Belanghebbenden hebben voorts onvoldoende aannemelijk gemaakt dat privacyregels in de weg staan aan nakoming van de informatieverplichting. De enkele stelling dat belanghebbenden zelf niet over een eigen e-mailaccount beschikken en dat het daarom om e-mailverkeer van anderen zal gaan en daarmee mogelijk sprake is van een schending van de privacywetgeving is daartoe onvoldoende.
5.Proceskosten en griffierecht
6.Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- stelt belanghebbende in de gelegenheid om binnen een termijn van vier weken, gerekend vanaf de dag waarop deze uitspraak is verzonden, aan het informatieverzoek te voldoen;
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 500;
- veroordeelt de Minister voor Rechtsbescherming tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.000;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 125,25;
- veroordeelt de Minister voor Rechtsbescherming in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 125,25;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht aan haar vergoedt tot een bedrag van € 167;
- gelast dat de Minister voor Rechtsbescherming het door belanghebbende betaalde griffierecht aan haar vergoedt tot een bedrag van € 167.
- verklaart het beroep ongegrond;
- stelt belanghebbende in de gelegenheid om binnen een termijn van vier weken, gerekend vanaf de dag waarop deze uitspraak is verzonden, aan het informatieverzoek te voldoen;
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 500;
- veroordeelt de Minister voor Rechtsbescherming tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.000;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 125,25;
- veroordeelt de Minister voor Rechtsbescherming in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 125,25;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht aan haar vergoedt tot een bedrag van € 167;
- gelast dat de Minister voor Rechtsbescherming het door belanghebbende betaalde griffierecht aan haar vergoedt tot een bedrag van € 167.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: