In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 maart 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2015. De belanghebbende had in zijn aangifte een bedrag van € 5.915 aan specifieke zorgkosten opgegeven, maar de inspecteur had deze aftrek gecorrigeerd tot € 517. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard en de aanslag verminderd tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.128. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende niet voldoende bewijs had geleverd voor de door hem geclaimde zorgkosten, met uitzondering van een deel van de vervoerskosten die door de inspecteur werden geaccepteerd. De rechtbank heeft geen proceskostenvergoeding toegekend aan de belanghebbende, omdat de noodzaak tot het instellen van beroep voortvloeide uit zijn eigen handelwijze. De rechtbank heeft wel bepaald dat de inspecteur het griffierecht van € 46 aan de belanghebbende moet vergoeden, nu het beroep gegrond is verklaard.