Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
’s-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 april 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de aftrek van specifieke zorgkosten in de inkomstenbelasting voor het jaar 2015. Belanghebbende had in zijn aangifte een bedrag van € 5.915 aan specifieke zorgkosten opgegeven, maar de Inspecteur had deze aftrek gecorrigeerd tot € 517. De Rechtbank had het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de aanslag verminderd, maar belanghebbende ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
Tijdens de zitting op 14 maart 2019 zijn beide partijen niet verschenen. Het Hof heeft de zaak beoordeeld op basis van de ingediende stukken. Belanghebbende stelde dat het vertrouwensbeginsel was geschonden omdat de Inspecteur in voorgaande jaren de opgegeven zorgkosten had goedgekeurd. Het Hof oordeelde echter dat het enkel volgen van aangiften geen vertrouwen kan wekken dat de Inspecteur een bewust standpunt heeft ingenomen.
Daarnaast heeft het Hof de aftrekbaarheid van de opgevoerde zorgkosten beoordeeld. Het Hof concludeerde dat belanghebbende niet voldoende bewijs had geleverd voor de aftrek van de kosten voor genees- en heelkundige hulp, en dat de eigen bijdrage voor de Wet maatschappelijke ondersteuning niet aftrekbaar was. De reiskosten die belanghebbende had opgevoerd, werden door het Hof wel gedeeltelijk geaccepteerd. Uiteindelijk oordeelde het Hof dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde het de uitspraak van de Rechtbank.