Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 februari 2018 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijk geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2008, die was opgelegd naar aanleiding van verzwegen inkomsten uit een nertsenfokkerij en een Luxemburgse bankrekening. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur terecht een navorderingsaanslag heeft opgelegd, waarbij de verlengde navorderingstermijn van toepassing was. De rechtbank oordeelde dat de verzwegen inkomsten als 'in het buitenland opgekomen' konden worden aangemerkt, omdat de betalingen op een buitenlandse rekening waren gestort. De rechtbank heeft de boete die aan de belanghebbende was opgelegd, verminderd vanwege een overschrijding van de redelijke termijn, maar het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard. De rechtbank concludeerde dat de inspecteur de navorderingsaanslag naar het juiste bedrag had opgelegd en dat de boete passend was, maar door de overschrijding van de redelijke termijn met 10% moest worden gematigd.