ECLI:NL:RBZWB:2017:8813

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 december 2017
Publicatiedatum
3 juli 2018
Zaaknummer
C/02/324432 / HA ZA 16-854
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van vervoerder voor schade door brand tijdens transport en de gevolgen van overmacht

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, stond de aansprakelijkheid van de vervoerder centraal na een brand die ontstond aan een trailer tijdens het transport van goederen. De eiseressen, AIR & ROAD OVT S.R.L. en Zürich Versicherungs-Aktiengesellschaft, stelden dat de schade het gevolg was van omstandigheden die de vervoerder niet kon vermijden, terwijl de gedaagden, waaronder J.A.M. DE RIJK B.V. en verschillende andere vennootschappen, de aansprakelijkheid betwistten. De rechtbank oordeelde dat de brand waarschijnlijk was veroorzaakt door een onjuiste instelling van de niveauregeling van de trailer door de chauffeurs van A&R, waardoor de schade aan de goederen en de trailer niet onder de uitzondering van overmacht viel. De rechtbank verklaarde zich bevoegd om kennis te nemen van de vorderingen, aangezien de plaats van aflevering in Nederland lag. De rechtbank wees de vorderingen van A&R c.s. af en oordeelde dat de schadevergoeding niet meer dan de CMR-limiet van 8,33 SDR per kilogram bedroeg. De vordering in reconventie van De Rijk om A&R c.s. te veroordelen tot schadevergoeding op basis van een hogere limiet werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de schade aan de trailer en de expertisekosten voor vergoeding in aanmerking kwamen, maar de vordering voor opruimings- en parkeerkosten werd afgewezen. De zaak werd gesplitst in twee procedures, waarbij de rechtbank de verdere behandeling aanhield.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Handelsrecht
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/324432 / HA ZA 16-854
Vonnis van 13 december 2017
in de zaak van
1. de vennootschap naar buitenlands recht
AIR & ROAD OVT S.R.L.,
gevestigd te Nasaud, Roemenië,
2. de vennootschap naar buitenlands recht
ZÜRICH VERSICHERUNGS-AKTIENGESELLSCHAFT,
gevestigd te Wenen, Oostenrijk,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. R.L. Latten te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
J.A.M. DE RIJK B.V.,
gevestigd te Roosendaal,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. V.R. Pool te Rotterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JAN DE RIJK BENELUX B.V.,
gevestigd te Roosendaal,
gedaagde in conventie,
advocaat mr. V.R. Pool te Rotterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JAN DE RIJK FRESH LOGISTICS B.V.,
gevestigd te Roosendaal,
gedaagde in conventie,
advocaat mr. V.R. Pool te Rotterdam,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JAN DE RIJK AIR CARGO SOLUTIONS B.V.,
gevestigd te Roosendaal,
gedaagde in conventie,
advocaat mr. V.R. Pool te Rotterdam,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EXPEDITORS INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Haarlemmermeer,
gedaagde in conventie,
niet verschenen,
6. de vennootschap naar buitenlands recht
SWISSPORT CARGO SERVICES FRANCE,
kantoorhoudend te Lyon St Exupery, Frankrijk,
niet verschenen,
7. de vennootschap naar buitenlands recht
EXPEDITORS JAPAN KK NARITA AIRPORT,
gevestigd te Tokyo, Japan,
8. de vennootschap naar buitenlands recht
EXPEDITORS INTERNATIONAL OF WASHINGTON INC .,
gevestigd te Seattle, Verenigde Staten,
niet verschenen,
9. de vennootschap naar buitenlands recht
EXPEDITORS INTERNATIONAL FRANCE,
gevestigd te Paris Nord, Frankrijk,
10. de vennootschap naar buitenlands recht
DYN’R,
gevestigd te Aix en Provence, Frankrijk,
11. de vennootschap naar buitenlands recht
WFR-AQUAPLAST,
gevestigd te Avondale, Verenigde Staten,
niet verschenen,
12. de vennootschap naar buitenlands recht
ATEMIP,
gevestigd te Amboise, Frankrijk,
13. de vennootschap naar buitenlands recht
SONORA S. PLAN DEPTO RADIALL,
gevestigd te Sonora, Mexico,
14. de vennootschap naar buitenlands recht
MATHEVON,
gevestigd St. Etienne, Frankrijk,
15. de vennootschap naar buitenlands recht
CAM SURFACE SYS-BATAM,
gevestigd te Banten, Indonesië,
niet verschenen,
16. de vennootschap naar buitenlands recht
OTIS ELEVATOR COMPANY,
gevestigd te Florence, Verenigde Staten,
niet verschenen,
17. de vennootschap naar buitenlands recht
APTAR STELMI SA,
gevestigd te Villepinte, Frankrijk,
18. de vennootschap naar buitenlands recht
BECTON DICKINSON DE MEXICO S.A. DE C.V.,
gevestigd te Mexico, Mexico,
19. de vennootschap naar buitenlands recht
CAMERON (SINGAPORE) PTE. LTD.,
gevestigd te Singapore, Singapore,
niet verschenen,
20. de vennootschap naar buitenlands recht
ADDUXI SAS,
gevestigd te Bellignat, Frankrijk,
niet verschenen,
21. de vennootschap naar buitenlands recht
WABCO CHINA CO LTD,
gevestigd te Qingdao, Qinghai, Volksrepubliek China,
22. de vennootschap naar buitenlands recht
SADEVGROUP,
gevestigd te Seynod, Frankrijk,
23. de vennootschap naar buitenlands recht
PANDUIT DE COSTA RICA LTDA,
gevestigd te Alajuel, Grecia, Costa Rica,
24. de vennootschap naar buitenlands recht
JDSU FRANCE SAS,
gevestigd te Saint-Etienne, Frankrijk,
25. de vennootschap naar buitenlands recht
CARRIER SCS, CARRIER SCS MONTLUEL,
gevestigd te Montluel, Frankrijk,
26. de vennootschap naar buitenlands recht
FLOWSERVE SAS,
gevestigd te Thiers, Frankrijk,
27. de vennootschap naar buitenlands recht
FLOWSERVE FLUID MOTION AND CONTROL (SUZHOU) CO. LTD,
gevestigd te Suhzou, Jiangsu, Volksrepubliek China,
28. de vennootschap naar buitenlands recht
CARRIER TRANSICOLD – RCG,
gevestigd te East Syracuse, Verenigde Staten,
niet verschenen,
29. de vennootschap naar buitenlands recht
FLOWSERVE INDIA CONTROLS PVT. LTD.,
gevestigd te Bangalore, Karnataka, India,
30. de vennootschap naar buitenlands recht
VALEO VSDS,
gevestigd te Annemasse, Frankrijk,
31. de vennootschap naar buitenlands recht
CAMERON (MALAYSIA) SDN BHD,
gevestigd te Selangor, Malaysia,
32. de vennootschap naar buitenlands recht
SISE,
gevestigd te Oyonnax, Frankrijk,
33. de vennootschap naar buitenlands recht
INCOE CORPORATION,
gevestigd te Troy, Verenigde Staten,
niet verschenen,
34. de vennootschap naar buitenlands recht
MAFELEC,
gevestigd te Chimilin, Frankrijk,
35. de vennootschap naar buitenlands recht
OTIS ELEVATOR COMPANY,
gevestigd te Farmington, Verenigde Staten,
niet verschenen,
36. de vennootschap naar buitenlands recht
JDS UNIPHASE CORPORATION,
gevestigd te Germantown, Verenigde Staten,
niet verschenen,
37. de vennootschap naar buitenlands recht
VIAVI SOLUTIONS INC.,
gevestigd te Milpits, Verenigde Staten,
38. de vennootschap naar buitenlands recht
ISLAMI BANK BANGLADESH LTD. (RAMPURE BR.),
gevestigd te Dhaka, Bangladesh,
niet verschenen,
39. de vennootschap naar buitenlands recht
STAUBLI FAVERGES SCA,
gevestigd te Faverges, Frankrijk,
40. de vennootschap naar buitenlands recht
MAHALAXMI FABRICS (UNIT OF MANIKRAM),
gevestigd te Kholapur, India,
41. de vennootschap naar buitenlands recht
EDAP-TMS FRANCE SAS,
gevestigd te Vaulx en Velin, Frankrijk,
42. de vennootschap naar buitenlands recht
SOPHAMEX S.A. DE C.V.,
gevestigd te Ciudad de Mexico, Mexico,
43. de vennootschap naar buitenlands recht
SORHEA SAS,
gevestigd te Vaulx en Velin, Frankrijk,
44. de vennootschap naar buitenlands recht
PROTECTION TECHNOLOGIES INC.,
gevestigd te Sparks, Verenigde Staten,
niet verschenen,
45. de vennootschap naar buitenlands recht
RADIALL SA,
gevestigd te Chateau-Renault, Frankrijk,
niet verschenen,
46. de vennootschap naar buitenlands recht
TUSAS-TURK HAVACILIK VE UZAY SAN AS,
gevestigd te Ankara, Turkije,
niet verschenen,
47. de vennootschap naar buitenlands recht
D’DECOR EXPORTS,
gevestigd te Boisar, India,
48. de vennootschap naar buitenlands recht
GOUTTEBARGE COUPE PRECISION SAS,
gevestigd te La Monnerie-le-Montel, Frankrijk,
49. de vennootschap naar buitenlands recht
TRITON TECHNOLOGIES GROUP LLC.,
gevestigd te Walton, Verenigde Staten,
niet verschenen,
50. de vennootschap naar buitenlands recht
FORGES DE BOLOGNE SAS,
gevestigd te Parthenay, Frankrijk,
51. de vennootschap naar buitenlands recht
ZODIAC AEROSAFETY SYSTEMS SASU,
gevestigd te Cognac, Frankrijk,
52. de vennootschap naar buitenlands recht
TIMET SAVOIE SA,
gevestigd te Ugine, Frankrijk,
53. de vennootschap naar buitenlands recht
GMS METAL WORKS INC.,
gevestigd te Auburn, Verenigde Staten,
54. de vennootschap naar buitenlands recht
SONORA S. PLAN S.A. DE C.V. (DEPTO RADIALL),
gevestigd te Obregon, Mexico,
55. de vennootschap naar buitenlands recht
STMICROELECTRONICS SA,
gevestigd te Saint Genis Pouilly, Frankrijk,
56. de vennootschap naar buitenlands recht
GEMALTO TECHNOLOGY SHANGHAI CO LTD.,
gevestigd te Shanghai, Volksrepubliek China,
57. de vennootschap naar buitenlands recht
LETHIGUEL SAS,
gevestigd te Lozanne, Frankrijk,
58. de vennootschap naar buitenlands recht
OZAWA CO. LTD.,
gevestigd te Komaki, Aichi, Japan,
59. de vennootschap naar buitenlands recht
SUSHITEX INDUSTRIES PVT. LTD.,
gevestigd te Boisar West, India,
60. de vennootschap naar buitenlands recht
TRIDENT LIMITED,
gevestigd te Ludhiana, India,
61. de vennootschap naar buitenlands recht
FEROZE I 888 MILLS LTD.,
gevestigd te Karachi, Pakistan,
62. de vennootschap naar buitenlands recht
CAMERON FRANCE SAS,
gevestigd te Béziers, Frankrijk,
63. de vennootschap naar buitenlands recht
ATELIERS WASSER SAS,
gevestigd te Montpellier, Frankrijk,
niet verschenen,
64. de vennootschap naar buitenlands recht
CAMERON MIDDLE EAST FZE,
gevestigd te Dubai, Verenigde Arabische Emiraten,
65. de vennootschap naar buitenlands recht
A2C AIR COST CONTROL SAS,
gevestigd te L’Isle Jourdain, Frankrijk,
66. de vennootschap naar buitenlands recht
MECANIC SUD INDUSTRIE SAS,
gevestigd te Villeneuve-Les-Béziers, Frankrijk,
67. de vennootschap naar buitenlands recht
MECANIQUE ET TRAVAUX INDUSTRIELS SAS,
gevestigd te Decazeville, Frankrijk,
68. de vennootschap naar buitenlands recht
SIGLOCH DISTRIBUTION GMBH & CO KG,
gevestigd te Blaufelden, Duitsland,
69. de vennootschap naar buitenlands recht
SOCAMEL TECHNOLOGIES SAS,
gevestigd te Renage, Frankrijk,
niet verschenen,
70. de vennootschap naar buitenlands recht
ERECTA INTERNATIONAL CORPORATION,
gevestigd te Tokyo, Japan,
71. de vennootschap naar buitenlands recht
AER LINGUS LIMITED,
gevestigd te Dublin, Ierland,
niet verschenen.
Eisers in conventie zullen hierna A&R c.s. genoemd worden en, afzonderlijk, A&R en Zürich. Gedaagden in conventie sub 1 tot en met 4 worden hierna gezamenlijk aangeduid als De Rijk c.s. Gedaagde in conventie sub 1 zal hierna De Rijk genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 17 mei 2017;
  • de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid in reconventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
  • de akte houdende overlegging productie van De Rijk c.s. met productie E-7;
  • de akte houdende overlegging productie van De Rijk c.s. met productie E-8;
  • het proces-verbaal van de op 20 juni 2017 gehouden comparitie en de ter gelegenheid daarvan door partijen overgelegde aantekeningen;
  • de brief van 21 juni 2017 van de rechtbank aan partijen;
  • de brief van 5 juli 2017 van mr. Flameling aan de rechtbank;
  • de brief van 26 juli 2017 van mr. Holsbrink aan de rechtbank;
  • de brief van 27 juli 2017 van mr. Latten aan de rechtbank;
  • de incidentele conclusie tot splitsing van A&R c.s.;
  • de conclusie van antwoord in het incident tot splitsing.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
A&R heeft op 12 mei 2015 in opdracht van De Rijk of, volgens de stelling van A&R c.s., gedaagden sub 1 tot en met 4, verschillende zaken vervoerd van het adres van gedaagde sub 6 (luchthaven Lyon Saint-Exupéry) naar het adres van gedaagde sub 5 (luchthaven Schiphol). Het vervoer over de weg maakte onderdeel uit van luchtvervoer naar bestemmingen over de hele wereld. A&R heeft voor het vervoer gebruik gemaakt van een door De Rijk ter beschikking gestelde trailer (hierna: de trailer) die A&R op 9 mei 2015 te Schiphol had opgehaald.
2.2.
De vervoerovereenkomst wordt beheerst door de bepalingen van het CMR-Verdrag. Volgens de voor het vervoer opgemaakte CMR-vrachtbrieven betrof de lading 2 colli met een gewicht van 240 kg en 102 colli van 11.651 kg (hierna: de lading). Het brutogewicht van de lading was 12.935,22 kg. Gedaagden 7 tot en met 71 zijn belanghebbenden bij de lading.
2.3.
Tijdens het vervoer van Lyon naar Schiphol is brand ontstaan aan de onderkant van de trailer waardoor de trailer en de lading beschadigd zijn geraakt.
2.4.
Zürich is de aansprakelijkheidsverzekeraar van A&R. In opdracht van Zürich heeft Battermann & Tillery GmbH te Bremen (hierna: Batterman) onderzoek verricht naar de oorzaak van de brand en de schade. In het kader van dit onderzoek hebben A&R en Jan de Rijk Logistics te Roosendaal gezamenlijk opdracht gegeven aan Biesboer Expertise B.V. (hierna: Biesboer) om de oorzaak van de brand te onderzoeken. In het rapport van 11 november 2015 van Battermann is onder meer het volgende vermeld (pagina 14 en 15):
“(…) Der Brandeintritt am Kühlauflieger erfolgte plausibel im Bereich der Unterseite des Ladebodens durch dort schleifende Reifen. Zur näheren Ursacheermittlung wurde (…) das Brandsachverständigenbüro Biesboer Expertise B.V., unterbeauftragt. Unter Punkt 5 des anliegenden Gutachtens kam der Sachverständige zu folgender Schlussfolgerung:
“Since the brake and suspension systems of the trailer apparently operated normally, we must conclude that the trailer was probably locked in its low position during the trip from Lyon to Luxembourg and shortly before the fire was discovered. The resulting maximum suspension travel of 1.5 - 2 cm (as measured) evidently proved to be insufficient, so that every time the vehicle sat deeper on its suspension due to variations in the road surface, the tire struck the underside of the trailer body.”
Anderweitige Ursachen für den Brandeintritt und ein technischer Mangel an der Fahrzeughydraulik (Nivellierungstechnik) wurden vom Brandsachverständigen nachvollziehbar ausgescholossen.
Zusammengefasst wurde von Seiten des Brandsachverständigen festgestellt, dass die Nivellierung nich ausreichend gewählt wurde (Abstand Reifen zum Trailerboden zu gering). Folglich konnte es im Transportverlauf zu einer Reibung der Reifen am Unterboden des Aufliegers kommen, wodurch der Brandeintritt möglich war. Schadenursächlich war somit eine mangelhafte, seitens der Fahrer nicht korrekt gewählte Nivellierung des Aufliegers.
(…)”

3.Het geschil

3.1.
A&R c.s. vorderen
in conventieom voor recht te verklaren dat gedaagden in een eventuele schadevordering jegens hen niet ontvankelijk zijn, dat zij niet aansprakelijk zijn jegens gedaagden en dat zij niet verder aansprakelijk zijn jegens gedaagden dan tot het bedrag van de CMR-limiet ingevolge artikel 23 CMR. Daarnaast vorderen zij veroordeling van gedaagden in de kosten van het geding, inclusief nakosten, vermeerderd met rente.
3.2.
In reconventievordert De Rijk – enigszins samengevat – A&R c.s. hoofdelijk te veroordelen tot het vergoeden aan haar van alle schade met betrekking tot de lading, primair op basis van een limiet van 19 SDR per kilo in welk geval de schade wordt begroot op € 207.690,98 en $ 678,01 en subsidiair op basis van een limiet van 8,33 SDR per kilo in welk geval de schade wordt begroot op € 136.562,83, vermeerderd met rente. Daarnaast vordert De Rijk A&R te veroordelen tot vergoeding van alle schade van haar met betrekking tot de trailer, begroot op € 53.768,05, en tot betaling van openstaande facturen ten bedrage van € 4.810,00, een en ander vermeerderd met rente. Voorts vordert zij A&R c.s. hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van de door De Rijk gemaakte buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 5.000,00 en veroordeling van A&R c.s. in de proceskosten.
3.3.
Over en weer wordt verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Splitsing zaak

4.1.
A&R c.s. hebben de rechtbank verzocht om de zaak te splitsen in twee procedures, te weten een procedure tegen de in het geding verschenen partijen en de niet verschenen partijen tegen wie verstek kan worden verleend en, de andere procedure, tegen de 54 gedaagden aan wie vooralsnog geen verstek kan worden verleend, zoals beschreven in de brief van 12 januari 2017 van de rechtbank aan A&R c.s.
4.2.
Nu De Rijk c.s. tegen de verzochte splitsing geen bezwaar hebben gemaakt, met het (opnieuw) oproepen van sommige gedaagden volgens A&R c.s. veel tijd zal zijn gemoeid en de andere gedaagden door de splitsing niet in enig in redelijkheid te respecteren belang zullen worden getroffen, zal de rechtbank de zaak splitsen. In de procedure zijn verschenen de gedaagden sub 1 tot en met 4, terwijl jegens de gedaagden sub 5, 6, 8, 11, 15, 16, 19, 20, 28, 33, 35, 36, 38, 44, 45, 46, 49, 63, 69 en 71 verstek kan worden verleend. Jegens deze gedaagden zal de procedure onder het in de kop van dit vonnis genoemde zaak-/rolnummer worden voortgezet. Jegens de andere gedaagden kan wegens betekeningsperikelen geen verstek worden verleend. De procedure jegens deze andere gedaagden zal worden voortgezet onder zaak-/rolnummer C/02/338649 / HA ZA 17-808 en zal naar de parkeerrol worden verwezen van 4 april 2018 voor herstel van de in de brief van 12 januari 2017 van de rechtbank genoemde verzuimen (voor zover de zaken niet later zijn doorgehaald).

5.De beoordeling

in conventie en in reconventie:
5.1.
Gelet op de samenhang van de vorderingen in conventie en in reconventie, zal de rechtbank deze hierna gezamenlijk bespreken, tenzij anders is aangegeven.
bevoegdheid
5.2.
Op grond van artikel 31 lid 1 sub b CMR kunnen alle rechtsgedingen waartoe het aan het verdrag onderworpen vervoer aanleiding geeft, door de eiser onder andere worden gebracht voor de gerechten van het land op het grondgebied waarvan de plaats bestemd voor de aflevering van de goederen is gelegen. De plaats van aflevering is gelegen in Nederland, zodat de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen in conventie. Daarnaast is de rechtbank bevoegd om kennis te nemen van de vorderingen in reconventie waartoe het aan het verdrag onderworpen vervoer aanleiding geeft.
5.3.
Volgens A&R c.s. is de rechtbank onbevoegd om kennis te nemen van de vordering van De Rijk voor zover deze is gegrond op een toezegging van Zürich dat zij de schade zal afwikkelen op basis van 19 SDR per kilogram verloren en beschadigd gewicht nu Zürich is gevestigd in Oostenrijk. De rechtbank verwerpt dit standpunt. De verklaring van Zürich waarop De Rijk haar vordering grondt, ziet op aansprakelijkheid van haar verzekerde uit hoofde van de vervoerovereenkomst waarop de vorderingen in conventie zijn gebaseerd. De vordering in reconventie jegens Zürich betreft dus hetzelfde feitencomplex als de vorderingen in conventie en vloeit dus voort uit hetzelfde rechtsfeit als bedoeld in artikel 8 aanhef en onder 3 Verordening (EU) nr. 1215/2012. Vgl. HR 8 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3105. De rechtbank is op grond van die bepaling bevoegd kennis te nemen van deze vordering.
5.4.
De rechtbank verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de vordering in reconventie die betrekking heeft op de betaling van facturen en de betaling voor de huur van een computer ten bedrage van € 4.810,00. A&R c.s. hebben aangevoerd dat de facturen geen enkel verband houden met de vervoerovereenkomst waarop de vordering in conventie is gebaseerd, terwijl evenmin sprake is van een zelfde rechtsfeit als bedoeld in artikel 8 aanhef en onder 3 EEX-Verordening Herschikt. De Rijk heeft hiertegenover niet meer of anders gesteld dan dat de facturen voortvloeien uit diensten die De Rijk aan A&R heeft geleverd in het kader van de onder een met A&R gesloten raamovereenkomst uit te voeren transporten. Deze stelling is onvoldoende om op grond daarvan te kunnen oordelen dat de rechtbank op grond van artikel 31 CMR bevoegd is omdat dit vorderingen betreffen die voortvloeien uit de CMR, of dat zij rechtsmacht kan ontlenen aan artikel 8 aanhef en onder 3 EEX-Verordening Herschikt. De omstandigheid dat de vervoerovereenkomst die aan de vorderingen in conventie ten grondslag ligt voortvloeit uit de voornoemde raamovereenkomst is daartoe onvoldoende. Op grond van artikel 4 lid 1 EEX-Verordening Herschikt is de rechter van de woonplaats van de verweerder bevoegd om kennis te nemen van het geschil omtrent de facturen.
vordering in conventie jegens gedaagden sub 2 tot en met 4
5.5.
A&R c.s. hebben met verwijzing naar een door hen overgelegde raamovereenkomst gesteld dat gedaagden sub 1 tot en met 4 A&R opdracht hebben gegeven tot het vervoer van de goederen.
5.6.
De Rijk c.s. hebben ontkend dat die opdracht is gegeven door gedaagden sub 2 tot en met 4.
5.7.
De rechtbank overweegt dat, zoals De Rijk c.s. hebben aangevoerd, de raamovereenkomst waarnaar A&R c.s. hebben verwezen is gesloten met De Rijk en niet met de gedaagden sub 2 tot en met 4. In het licht hiervan hebben A&R c.s. onvoldoende gemotiveerd dat gedaagden sub 2 tot en met 4 opdracht hebben gegeven tot het vervoer. De vordering jegens gedaagden sub 2 tot en met 4 zal worden afgewezen. Hierna zal nog slechts De Rijk als gedaagde in conventie worden genoemd.
aansprakelijkheid vervoerder
5.8.
Op grond van artikel 17 lid 1 CMR is de vervoerder aansprakelijk voor geheel of gedeeltelijk verlies en voor beschadiging van de goederen, welke ontstaan tussen het ogenblik van inontvangstneming van de goederen en het ogenblik van aflevering. Het tweede lid van artikel 17 CMR bepaalt dat de vervoerder ontheven is van deze aansprakelijkheid, indien het verlies of de beschadiging is veroorzaakt door schuld van de rechthebbende, door een opdracht van deze, welke niet het gevolg is van de schuld van de vervoerder, door een eigen gebrek van de goederen of door omstandigheden, die de vervoerder niet heeft kunnen vermijden en waarvan hij de gevolgen niet heeft kunnen verhinderen. De vervoerder kan zich slechts met succes op de ontheffing van aansprakelijkheid ingevolge het bepaalde in het tweede lid beroepen, indien hij aantoont dat hij alle in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van een zorgvuldig vervoerder – daaronder begrepen de personen van wier hulp hij bij de uitvoering van de overeenkomst gebruik maakt – te vergen maatregelen heeft genomen om het verlies te voorkomen.
5.9.
A&R c.s. betogen dat de schade aan de vervoerde goederen is veroorzaakt door omstandigheden die A&R niet kon vermijden en waarvan A&R de gevolgen niet kon verhinderen. Zij stellen dat de oorzaak van de brand onduidelijk is nu de chauffeurs van A&R hebben verklaard dat zij de niveauregeling van de trailer hebben gecontroleerd. Zij stellen dat de trailer spontaan in brand is gevlogen, zodat sprake is van een gebrekkige verpakking, althans van een eigen gebrek aan de goederen, waarvoor A&R niet aansprakelijk is.
5.10.
Uit het rapport van Batterman blijkt dat De Rijk en (de aansprakelijkheidsverzekeraar van) A&R in onderling overleg en overeenstemming Biesboer hebben ingeschakeld teneinde de oorzaak van de brand te onderzoeken. Beide partijen zijn betrokken geweest bij het onderzoek. Tegen de conclusies in een aldus tot stand gekomen rapport dienen zwaarwegende en steekhoudende bezwaren te worden aangevoerd, wil de rechtbank aan die conclusies voorbijgaan.
5.11.
Biesboer heeft geconcludeerd dat de brand waarschijnlijk veroorzaakt is doordat de chauffeurs van A&R de niveauregeling van de trailer niet correct hebben ingesteld, waardoor de trailer in een te lage ophangingspositie heeft gestaan toen er mee werd gereden. De rechtbank acht de tegen deze conclusie aangevoerde bezwaren niet voldoende zwaarwegend en steekhoudend. Indien al uit de door A&R c.s. overgelegde verklaringen van de chauffeurs blijkt zij de niveauregeling hebben gecontroleerd, dan sluit dit niet uit dat dit niet goed is gebeurd. Het had bovendien op de weg van A&R c.s. gelegen om, indien zij twijfelde aan de conclusies van Biesboer, dit onderzoeksbureau bij haar onderzoek te confronteren met de verklaringen van de chauffeurs.
5.12.
De rechtbank gaat er gelet op het voorgaande van uit dat de schade is veroorzaakt doordat de chauffeurs van A&R de niveauregeling van de trailer niet correct hebben ingesteld. Het beroep op overmacht faalt. De vorderingen in conventie sub 1 en sub 2 dienen te worden afgewezen.
beperkte aansprakelijkheid
5.13.
Volgens artikel 25 lid 1 CMR vergoedt de vervoerder in geval van beschadiging het bedrag van de waardevermindering, berekend volgens artikel 23, eerste, tweede en vierde lid vastgestelde waarde van de goederen. Op grond van artikel 23 lid 3 CMR bedraagt de door de vervoerder verschuldigde schadevergoeding niet meer dan 8,33 SDR per kilogram brutogewicht.
5.14.
De Rijk stelt dat zij en A&R, in afwijking van deze bepalingen, in een raamovereenkomst zijn overeengekomen dat voor aansprakelijkheid bij het vervoer over de weg van air cargo de in het Verdrag van Montreal of het Verdrag van Warschau genoemde limiet van 19 SDR per kilogram beschadigd of verloren gegaan gewicht zal gelden. De Rijk beroept zich voorts op een verklaring van Zürich die inhoudt dat ingeval van aansprakelijkheid van de vervoerder voor schade aan air cargo, de vervoerder dan wel haar verzekeraar, de schade zal vergoeden volgens het Verdrag van Warschau of het Verdrag van Montreal.
5.15.
De rechtbank verwerpt de stelling van De Rijk dat A&R c.s. gehouden zijn tot schadevergoeding op basis van de gestelde afspraak dan wel de toezegging van Zürich. Op grond van artikel 41 lid 1 CMR zijn bedingen die afwijken van de bepalingen van het CMR-Verdrag, behoudens de bepalingen van artikel 40 CMR, nietig. Dat geldt ook voor eenzijdige rechtshandelingen zoals de gestelde toezegging. De door De Rijk gestelde afspraak dan wel toezegging kan niet als een afspraak als bedoeld in artikel 40 CMR worden aangemerkt. De gestelde afspraak en de gestelde toezegging zijn derhalve, veronderstellenderwijs ervan uitgaande dat deze zijn gemaakt/gedaan – nietig.
5.16.
De vordering in conventie om voor recht te verklaren dat A&R niet verder aansprakelijk is jegens De Rijk dan tot het bedrag van de CMR-limiet ingevolge artikel 23 CMR is toewijsbaar. Dit betekent dat ook Zürich niet gehouden is om meer dan dat bedrag te betalen, zodat de vordering in die zin ook zal worden toegewezen. De vordering in reconventie om A&R c.s. te veroordelen tot het vergoeden van schade op basis van de limiet van 19 SDR per kilogram, dient te worden afgewezen.
schade lading
5.17.
De Rijk stelt dat A&R c.s. op grond van artikel 23 lid 3 CMR een bedrag van € 136.562,83 dienen te vergoeden, te vermeerderen met 5% samengestelde CMR-rente. Het voornoemde bedrag heeft De Rijk berekend op basis van het brutogewicht van de gehele lading.
5.18.
A&R c.s. betwisten dat zij de door De Rijk gestelde schade dienen te vergoeden. Zij stellen dat sprake is van groepagevervoer waarbij er in feite sprake is van verschillende deelzendingen, waaraan uiteindelijk verschillende vervoerovereenkomsten met verschillende ladingbelanghebbenden ten grondslag liggen. Volgens A&R c.s. dient de limiet daarom te worden toegepast op elke afzonderlijke deelzending van de lading. Met verwijzing naar een als productie 6 overgelegd overzicht, stellen zij dat de aldus op grond van artikel 23 lid 3 CMR berekende schade € 89.890,37 bedraagt.
5.19.
De rechtbank verwerpt het verweer van A&R c.s. Anders dan A&R c.s. hebben betoogd, ligt aan het vervoer van de lading slechts één vervoerovereenkomst ten grondslag met één afzender en één geadresseerde. Bij de berekening van de maximale vergoeding volgens artikel 23 lid 3 CMR dient daarom te worden uitgegaan van het totale gewicht van de verloren gegane of beschadigde goederen en dient dit gewicht vermenigvuldigd te worden met 8,33 SDR (Vgl. Hof Den Haag 1 juli 2003, ECLI:NL:GHSGR:2003:AV6028).
5.20.
Met inachtneming van het voorgaande, hebben A&R c.s. de juistheid van de berekening van de schade door De Rijk niet gemotiveerd weersproken. Evenmin is weersproken dat de waardevermindering van de lading als gevolg van de brand hoger is dan de gestelde schade. De Rijk heeft daarom jegens A&R recht op vergoeding van schade ten bedrage van € 136.562,83. De vordering in reconventie om A&R te veroordelen tot vergoeding van dit bedrag zal worden toegewezen. De vordering om daarnaast ook Zürich te veroordelen tot betaling van dit bedrag dient te worden afgewezen nu De Rijk geen vorderingsrecht heeft jegens Zürich.
CMR-rente
5.21.
De Rijk maakt aanspraak op vergoeding van CMR-rente vanaf 13 mei 2015. Zij heeft tijdens de comparitie gesteld dat de rente bij brief is aangezegd op de dag waarop de schade is ontstaan.
5.22.
A&R c.s. betwisten dat De Rijk op 13 mei 2015 een vordering bij A&R heeft ingediend.
5.23.
Artikel 27 lid 1 CMR bepaalt dat de rechthebbende over het bedrag van de schadevergoeding rente kan vorderen die loopt vanaf de dag waarop de vordering schriftelijk bij de vervoerder is ingediend of vanaf de dag waarop de vordering in rechte aanhangig is gemaakt.
5.24.
De Rijk heeft ter zitting aangeboden om de brief waarin de rente is aangezegd over te leggen. De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen voor het nemen van een akte door De Rijk teneinde haar in de gelegenheid te stellen om de door haar genoemde brief over te leggen, voorzien van een beknopte toelichting. De akte dient beperkt te zijn tot het recht op CMR-rente. A&R c.s. zullen bij antwoordakte kunnen reageren.
schade trailer
5.25.
Tussen partijen is kennelijk niet in geschil dat de schade aan de trailer moet worden vergoed krachtens de CMR omdat de trailer moet worden aangemerkt als een goed in de zin van artikel 17 CMR en dat de schade bestaat in de dagwaarde van de trailer verminderd met een eventuele restwaarde, zodat de rechtbank een en ander als vaststaand aanneemt.
5.26.
De Rijk stelt dat de trailer als gevolg van de brand verloren is gegaan (total loss) en dat de schade in verband daarmee € 29.500,00 bedraagt. Zij beroept zich op een rapport van 29 september 2015 van CED Automotive.
5.27.
A&R c.s. weerspreken dat de schade € 29.500,00 bedraagt. Volgens hen bedraagt die schade € 11.735,29, waartoe zij verwijzen naar een rapport van Battermann van 13 oktober 2015, waarin vermeld is dat de marktwaarde is gewaardeerd op € 13.500,00 en dat de restwaarde € 1.764,71 bedraagt.
5.28.
De rechtbank overweegt dat in het rapport van CED Automotive waarop De Rijk zich beroept geen onderbouwing is gegeven voor de daarin genoemde waarde. Daarnaast is in dat rapport vermeld dat een eventuele restwaarde van de trailer wordt gecompenseerd door de kosten van verwijdering van restanten, zonder dat kennelijk naar die restwaarde onderzoek is gedaan. Van De Rijk had in het licht van de betwisting door A&R c.s. verwacht mogen worden dat zij deze in het rapport van CED Automotive genoemde waardebepaling nader had toegelicht en onderbouwd. Door dit na te laten, heeft zij haar stelling onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd. De rechtbank gaat in dit verband voorbij aan de onvoldoende onderbouwde stelling van De Rijk dat Battermann bij de waardebepaling is uitgegaan van een trailer zonder rollenbanen en van de marktwaarde van de trailer in Duitsland. De Rijk heeft niet toegelicht waar dit uit blijkt. De rechtbank stelt de schade aan de trailer vast op € 11.735,29. De vordering in reconventie die strekt tot vergoeding van de schade aan de trailer is in zoverre toewijsbaar.
opruimings-, reparatie- en parkeerkosten
5.29.
De Rijk stelt dat zij als gevolg van de brand opruimings-, reparatie- en parkeerkosten heeft gemaakt ten bedrage van in totaal € 20.888,75. Zij verwijst naar de als productie 6 overgelegde facturen.
5.30.
A&R c.s. hebben weersproken dat deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen.
5.31.
De rechtbank overweegt dat de eerste zin van artikel 23 lid 4 CMR uitsluitend betrekking heeft op kosten die voor de ladingbelanghebbende rechtstreeks aan de normale uitvoering van het vervoer als zodanig zijn verbonden. Deze bepaling ziet dus niet op kosten die in verband staan met het verlies van de goederen wegens tekortschieten van de vervoerder in de nakoming van zijn verplichtingen uit de vervoerovereenkomst (HR 14 juli 2006, ECLI:NL:HR:2006:AW3041). Artikel 23 lid 4 CMR vormt geen grondslag voor de vergoeding van de gestelde kosten.
5.32.
De beperking van de aansprakelijkheid in de laatste zin van artikel 23 lid 4 CMR ziet op schade die het gevolg is van het verlies of de beschadiging van de vervoerde goederen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft De Rijk onvoldoende toegelicht dat de door haar gestelde kosten andere kosten betreffen dan die welke het gevolg zijn van de beschadiging van de goederen. Het is niet aan de rechtbank om zelf uit overgelegde producties op te maken waar de genoemde kosten op zien. De vordering dient te worden afgewezen voor zover deze ziet op de hier bedoelde kosten.
expertisekosten en buitengerechtelijke kosten
5.33.
De Rijk stelt dat zij expertisekosten heeft gemaakt ten bedrage van € 2.996,80 en € 382,50 die kunnen worden aangemerkt als redelijke kosten ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW. Daarnaast maakt zij aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 5.000,00.
5.34.
Anders dan A&R c.s. hebben betoogd, houdt de CMR naar het oordeel van de rechtbank geen regeling in over deze kosten. Deze kosten kunnen niet worden aangemerkt als schade die het gevolg is van het verlies of de beschadiging van de vervoerde goederen waarvoor artikel 23 lid 4 CMR een vergoeding uitsluit. De vorderingen betreffende deze kosten dienen daarom te worden beoordeeld naar Nederlands recht (Vgl. voor de buitengerechtelijke kosten Hof ’s-Hertogenbosch 31 mei 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:2121).
5.35.
Door A&R c.s. is onvoldoende gemotiveerd weersproken dat De Rijk de gestelde expertisekosten heeft gemaakt en dat die kosten redelijk zijn. Nu deze kosten de rechtbank voorts niet onredelijk voorkomen, zal de vordering die ziet op de expertisekosten worden toegewezen.
5.36.
De vordering die betrekking heeft op de buitengerechtelijke incassokosten zal worden afgewezen. A&R c.s. hebben weersproken dat De Rijk redelijke kosten heeft gemaakt die op grond van artikel 6:96 lid 2 BW voor vergoeding in aanmerking komen. Hiertegenover had van De Rijk verwacht mogen worden dat zij (in ieder geval) zou hebben toegelicht waarin de door haar gestelde kosten hebben bestaan. Nu zij dit heeft nagelaten, heeft zij haar stelling onvoldoende gemotiveerd.
deurwaarderskosten
5.37.
Tijdens de comparitie heeft De Rijk aangevoerd dat de door haar gemaakte deurwaarderskosten voor het uitbrengen van een dagvaarding in een andere procedure op grond van artikel 6:96 lid 2 sub c BW voor vergoeding in aanmerking komen. Deze stelling behoeft geen beoordeling. De Rijk heeft immers geen betaling van de deurwaarderskosten gevorderd.
opschorting
5.38.
De verklaring voor recht dat De Rijk gerechtigd is de betaling van de vracht aan A&R op te schorten totdat A&R aan haar verplichtingen heeft voldaan zal worden toegewezen. Op dit punt is geen verweer gevoerd.
5.39.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
splitst de zaak zoals vermeld in 4.2 van dit vonnis;
6.2.
verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de vordering in reconventie tot betaling van € 4.810,00 (openstaande facturen);
6.3.
verwijst de zaak met zaak-/rolnummer C/02/338649 / HA ZA 17-808 naar de parkeerrol van 4 april 2018 voor herstel van de in de brief van 12 januari 2017 van de rechtbank genoemde verzuimen;
6.4.
verwijst de zaak met zaak-/rolnummer C/02/324432 / HA ZA 16-854 naar de rol van 10 januari 2018 voor het nemen van een akte door De Rijk als vermeld in 5.24 van dit vonnis;
6.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Louwerse en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2017.