3.1In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
( i) Inversiones en Cancun Holding I B.V. (hierna: Cancun I) zijn de aandeelhoudsters van Cancun II.
(ii) Cancun II is een houdstermaatschappij met deelnemingen in de Mexicaanse vennootschap Efesyde S.A. de C.V. (hierna: Efesyde) en de in Curaçao gevestigde Vesta Tours N.V. (hierna: Vesta).
(iii) Efesyde is eigenares van een hotelcomplex te Mexico. Vesta verzorgde tot 15 september 2009 de boekingen voor het hotel en inde de boekingsgelden. De winst die Vesta hierdoor genereerde, kwam ten goede aan Cancun II.
(iv) Efesyde heeft op 1 juli 2009 en op 3 november 2009 besloten nieuwe aandelen in Efesyde uit te geven aan Inversiones (hierna: de verwateringsbesluiten). Als gevolg van de verwateringsbesluiten is het belang van Cancun II in Efesyde geslonken, eerst van 99,9% tot 22% en daarna tot 0,13%.
( v) Op 27 oktober 2009 heeft het bestuur van Cancun II besloten mee te werken aan het ontslag van het toenmalige bestuur van Vesta (hierna: het Vesta-besluit). Op of omstreeks 4 november 2009 heeft het nieuwe bestuur van Vesta aan de touroperators meegedeeld dat de betaling van de boekingsgelden voor het hotel niet langer via Vesta zou verlopen, maar dat deze gelden rechtstreeks aan Efesyde zouden moeten worden voldaan (hierna: het omleggen van de boekingsgelden).
(vi) Op verzoek van Cancun I heeft de ondernemingskamer bij beschikking van 28 april 2010 een onderzoek gelast naar het beleid en de gang van zaken binnen Cancun II.
(vii) Op 6 september 2010 heeft het bestuur van Cancun II besloten tot de uitgifte van 350.000 aandelen (hierna: het emissiebesluit). Het emissiebesluit steunt onder meer op de overweging dat Cancun II als gevolg van de verwatering van haar aandeel in Efesyde niet meer over enig substantieel vermogen beschikt en evenmin over enige bron van inkomsten.
(viii) Op 3 december 2010 heeft Cancun II 264.212 aandelen aan Cancun I uitgegeven.
(ix) Bij eindbeschikking van 19 juli 2012 heeft de ondernemingskamer geoordeeld dat is gebleken van wanbeleid bij Cancun II. Dit oordeel heeft onder meer betrekking op het eerste en tweede verwateringsbesluit, het Vesta-besluit en het omleggen van de boekingsgelden. De ondernemingskamer heeft geoordeeld dat zowel de bestuurders van Cancun II, als Inversiones in haar hoedanigheid van aandeelhoudster verantwoordelijk zijn voor het wanbeleid.
De verwateringsbesluiten en het Vesta-besluit zijn vernietigd.
3.2.1Inversiones heeft in conventie gevorderd, kort samengevat en voor zover in cassatie van belang, een verklaring voor recht dat het (hiervoor in 3.1 onder (vii) genoemde) door Cancun II genomen emissiebesluit nietig is, althans dat besluit te vernietigen.
3.2.2Cancun II heeft in reconventie gevorderd, voor zover in cassatie van belang:
1. een gebod dat Inversiones haar aandelen in Efesyde aan Cancun II levert;
2. een gebod dat Inversiones het omleggen van de boekingsgelden ongedaan maakt;
3. een verklaring voor recht dat Inversiones door het eerste verwateringsbesluit te nemen jegens Cancun II in strijd heeft gehandeld met art. 2:8 BW of art. 6:162 BW;
4. een verklaring voor recht dat Inversiones daardoor schadeplichtig is jegens Cancun II;
5. een verklaring voor recht dat Inversiones is gehouden tot ongedaanmaking van de door de ondernemingskamer vernietigde verwateringsbesluiten en het door de ondernemingskamer vernietigde Vesta-besluit;
6. Inversiones te veroordelen tot schadevergoeding, op te maken bij staat;
7. Inversiones op de voet van art. 843a Rv te veroordelen een opgave te doen, voorzien van verificatoire bescheiden, van alle directe of indirecte inkomsten uit het hotel.
Daarnaast heeft Cancun II bij wege van voorlopige voorziening en op straffe van een dwangsom gevorderd:
8. Inversiones te verbieden om het hotel en/of haar aandelen in Efesyde te verkopen, vervreemden of bezwaren, althans
9. Inversiones zekerheid te doen stellen voor eventuele schade die Cancun II zal lijden als Inversiones niet aan de (toe te wijzen) reconventionele vorderingen in de hoofdzaak kan voldoen.
3.2.3Inversiones heeft ter zake van de reconventionele vorderingen een incidentele vordering tot onbevoegdverklaring ingesteld. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen. Van dit vonnis is tussentijds hoger beroep opengesteld.
3.2.4Het hof heeft het vonnis in het bevoegdheidsincident bekrachtigd. Daartoe heeft het hof als volgt overwogen.
Het arbitragebeding dat is opgenomen in een tussen partijen geldende aandeelhoudersovereenkomst, is niet van toepassing op de reconventionele vorderingen (rov. 3.5.1-3.5.7).
De vorderingen in reconventie kunnen worden aangemerkt als vorderingen uit onrechtmatige daad in de zin van art. 5, aanhef en onder 3, Verordening (EG) nr. 44/2001 (hierna: EEX-Vo) (rov. 3.6.1-3.6.5). Voor het antwoord op de vraag waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan, meer in het bijzonder de plaats waar de schade is ingetreden (het Erfolgsort), moet onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds schade als gevolg van de verwatering van de participatie van Cancun II in Efesyde, en anderzijds schade als gevolg van het omleggen van de boekingsgelden. De schade die voortvloeit uit de verwatering van de participatie in Efesyde, moet worden gelokaliseerd in Amsterdam, zijnde de statutaire vestigingsplaats van Cancun II. De rechtbank Amsterdam is dus ter zake van de reconventionele vorderingen die betrekking hebben op de verwatering internationaal bevoegd op grond van art. 5, aanhef en onder 3, EEX-Vo (rov. 3.7.1).
De schade die voortvloeit uit het omleggen van de boekingsgelden, is niet in Amsterdam ingetreden, zodat de rechtbank Amsterdam ter zake van de desbetreffende vorderingen geen rechtsmacht kan ontlenen aan art. 5, aanhef en onder 3, EEX-Vo (rov. 3.7.2). De rechtbank Amsterdam is echter op grond van art. 6, aanhef en onder 3, EEX-Vo wel bevoegd om kennis te nemen van de vorderingen die betrekking hebben op het omleggen van de boekingsgelden, omdat de vorderingen in conventie en reconventie voortspruiten uit hetzelfde rechtsfeit in de zin van art. 6, aanhef en onder 3, EEX-Vo (rov. 3.8.2-3.8.3).
3.2.5Het hof heeft overwogen dat met art. 6, aanhef en onder 3, EEX-Vo tot uitdrukking wordt gebracht dat sprake moet zijn van verknochtheid tussen de vorderingen in conventie en in reconventie (rov. 3.8.2). Dat hiervan sprake is, heeft het hof in rov. 3.8.3 als volgt gemotiveerd.
Tussen Inversiones enerzijds en Cancun I en Cancun II anderzijds woedt een conflict over de zeggenschap over het hotel en de financiële belangen die daarmee zijn gemoeid. Dit conflict heeft onder meer geleid tot de eerste en tweede verwateringsbesluiten, tot het Vesta-besluit en tot het omleggen van de boekingsgelden. Hierop heeft een enquêteprocedure bij de ondernemingskamer plaatsgevonden, die is geëindigd met het oordeel dat sprake is geweest van wanbeleid. Inversiones’ vordering in conventie ziet op de nietigverklaring, althans vernietiging van het emissiebesluit, dat mede diende om het enquêteonderzoek te financieren.
Inversiones stelt dat het materiële geschilpunt te maken heeft met de verwateringsbesluiten en dat Cancun II zich ‘beroofd’ voelt van haar vermogen. Klaarblijkelijk heeft Inversiones met dat laatste mede het oog gehad op het omleggen van de boekingsgelden waarop het oordeel van de ondernemingskamer dat sprake is geweest van wanbeleid, mede is gestoeld en die Cancun II met haar vorderingen in reconventie juist ongedaan wil maken.
De vorderingen in conventie en die in reconventie hebben derhalve rechtstreeks betrekking op hetzelfde conflict over de zeggenschap over het hotel en de daarmee gemoeide financiële belangen en spruiten dan ook voort uit hetzelfde rechtsfeit in de zin van art. 6, aanhef en onder 3, EEX-Vo. Gelet op deze verknochtheid tussen de vorderingen en de aard van het conflict doet hieraan niet af dat de in conventie bestreden emissie van latere datum is dan het omleggen van de boekingsgelden.
3.2.6Het hof heeft van dit arrest tussentijds cassatieberoep opengesteld.