9.2.De rechtbank constateert dat aan eiseressen zeer veel documenten zijn verstrekt, dat het college haar werkwijze bij het achterhalen van documenten concreet heeft toegelicht en dat de in dit kader afgelegde verklaringen coherent en consistent zijn. Die constateringen maken dat de rechtbank de stellingen van het college met betrekking tot de documenten waarover het ten tijde in geding beschikte, wel geloofwaardig acht.
Dit wordt niet anders als aan andere instanties - zoals het dagelijks bestuur en de (toenmalige) VROM-inspectie - indertijd meer en/of andere documenten zijn verstrekt dan de documenten waarover eiseressen thans beschikken. Die omstandigheid zegt op zichzelf immers niets over de aanwezigheid van documenten in de jaren 2015 en 2016 bij het college en/of de ambtenaren van de gemeente. In dit kader overweegt de rechtbank dat het college geen belang heeft bij het achterhouden van documenten die reeds onder andere instanties berusten, aangezien het bestaan van die documenten toch al bekend is.
Gelet hierop ligt het op de weg van eiseressen om aannemelijk te maken dat ten tijde in geding onder het college meer documenten inzake het toezicht op het bedrijf van [bedrijfsnaam] berustten dan aan eiseressen zijn verstrekt. Naar het oordeel van de rechtbank zijn eiseressen in die bewijslast niet geslaagd.
10. Het vorenstaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat het bestreden besluit niet kan worden gedragen door de daaraan ten grondslag gelegde motivering, en dat dit gebrek nog niet is hersteld. Daarom zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen, wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.
De rechtbank ziet geen ruimte om het geschil definitief te beslechten, aangezien dit noodzaakt tot een onderzoek, en een daarop gebaseerde belangenafweging, aan de hand van gegevens waarover zij momenteel niet beschikt.
Dit betekent dat het college wederom op de bezwaren van 8 december 2015
zal moeten beslissen, met inachtneming van deze uitspraak. Het college krijgt hiervoor twaalf weken de tijd, te rekenen vanaf de datum waarop deze uitspraak wordt verzonden, aangezien de gemeente beschikt over een externe bezwaarschriftcommissie als bedoeld in artikel 7:13, eerste lid, van de Awb.
11. Nu de rechtbank het beroep gegrond zal verklaren, dient het college het betaalde griffierecht aan eiseressen te vergoeden.
De rechtbank zal het college veroordelen tot vergoeding van de proceskosten die eiseressen tijdens de beroepsfase hebben gemaakt wegens de dienstverlening van hun gemachtigden. De rechtbank stelt deze kosten – met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht – vast op € 742,50. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het beroepschrift door een gemachtigde van eiseressen is ingediend (1 punt), dat de beroepen in deze zaak en de zaak met kenmerk 16/2872 tijdens dezelfde zitting zijn behandeld (0,5 punt), dat de waarde per punt thans € 495 bedraagt, en dat het gewicht van de zaak gemiddeld is (wegingsfactor 1).