Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskosten
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 september 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende, een Nederlandse piloot die voor easyJet werkt, en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen ontvangen voor het jaar 2014, waarbij hij een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 84.360 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.068 had opgegeven. De inspecteur had de aanslag verminderd, maar niet in de mate die de belanghebbende wenste, wat leidde tot beroep bij de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende in 2014 als gezagvoerder voor easyJet in Italië was gestationeerd en daar 73 dagen verbleef. De inspecteur stelde dat Nederland heffingsrecht had over het loon van de belanghebbende op basis van artikel 15, lid 3, van het belastingverdrag tussen Nederland en Italië. De rechtbank oordeelde echter dat het heffingsrecht toekomt aan Italië, omdat de plaats van de werkelijke leiding van easyJet in het Verenigd Koninkrijk ligt en er geen sprake is van een in Italië gevestigde werkgever.
De rechtbank concludeerde dat de inspecteur ten onrechte de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting had geweigerd en verklaarde het beroep gegrond. De rechtbank heeft de aanslag verminderd en de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende tot een bedrag van € 1.731. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag.