Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskosten
6.Beslissing
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 september 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2011 tot en met 2013. De inspecteur had de bezwaren van de belanghebbende afgewezen, waarna de belanghebbende beroep instelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende, die in loondienst werkte op een binnenvaartschip, in Nederland woonachtig was en de Nederlandse nationaliteit had. De rechtbank heeft de vraag beoordeeld of de belanghebbende in Nederland verzekerd en premieplichtig was voor de volksverzekeringen. De rechtbank concludeert dat de belanghebbende als Rijnvarende moet worden aangemerkt en dat de sociale verzekeringsplicht op basis van de Rijnvarendenovereenkomst moet worden vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur terecht geen vrijstelling van premie volksverzekeringen heeft verleend en verklaart de beroepen ongegrond. Tevens wordt de inspecteur veroordeeld tot betaling van een immateriële schadevergoeding van € 1.500 aan de belanghebbende, alsook tot vergoeding van proceskosten en griffierecht.