Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 september 2017, zijn belanghebbenden aangeslagen voor onroerende-zaakbelastingen als gebruikers van twee bospercelen. De rechtbank oordeelt dat de belanghebbenden terecht als gebruikers zijn aangemerkt, omdat zij zelf gebruik maken van de percelen door te wandelen. De rechtbank wijst erop dat het gebruik door het publiek als volgtijdig gebruik wordt aangemerkt, wat betekent dat de belanghebbenden ook verantwoordelijk zijn voor de belastingheffing. De rechtbank verwerpt het beroep van de belanghebbenden dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden, omdat zij niet aannemelijk hebben gemaakt dat andere eigenaren van kleine bospercelen in dezelfde gemeente niet zijn aangeslagen. De rechtbank stelt vast dat er geen gelijke gevallen zijn ten opzichte van eigenaren van NSW-landgoederen en dat de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid heeft bij het heffen van belastingen. Ook het beroep op schending van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM wordt afgewezen, omdat de belastingheffing in overeenstemming is met de wet en een legitiem doel dient. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van de belanghebbenden.