ECLI:NL:HR:2013:66

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 juni 2013
Publicatiedatum
5 juli 2013
Zaaknummer
12/05004
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beperking van vrijstelling voor natuurterreinen in de Wet WOZ

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 juni 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De zaak betreft een beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, die op 18 september 2012 een beschikking had bevestigd over de waarde van een onroerende zaak en een daarop gebaseerde aanslag in de onroerendezaakbelastingen. De waarde van de onroerende zaak, gelegen aan de [a-straat 1] te [Q], was vastgesteld voor het kalenderjaar 2010. De gemeente Heerenveen had een aanslag opgelegd op basis van deze waarde, waartegen belanghebbende bezwaar had gemaakt. De heffingsambtenaar handhaafde de aanslag, waarna de Rechtbank te Leeuwarden het beroep ongegrond verklaarde. Belanghebbende ging in hoger beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Rechtbank bevestigde.

In cassatie heeft belanghebbende aangevoerd dat de regeling, die bepaalt dat de waarde van natuurterreinen buiten beschouwing wordt gelaten indien deze worden beheerd door rechtspersonen die zich richten op het behoud van natuurschoon, leidt tot discriminatie van natuurlijke personen. De Hoge Raad heeft deze klacht verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de beperking tot rechtspersonen een waarborg biedt dat de vrijstelling beperkt blijft tot echte natuurterreinen. De wetgever heeft hiermee zijn beoordelingsmarge niet overschreden en er is geen sprake van discriminatie.

De Hoge Raad concludeert dat de klachten van belanghebbende niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak van de Hoge Raad is dat het beroep in cassatie ongegrond wordt verklaard.

Uitspraak

28 juni 2013
nr. 12/05004
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te Leeuwardenvan 18 september 2012, nr. 11/00210, betreffende een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en een aanslag in de onroerendezaakbelastingen.

1.Het geding in feitelijke instanties

Ten aanzien van belanghebbende is bij beschikking de waarde van de onroerende zaak [a-straat 1] te [Q] voor het kalenderjaar 2010 vastgesteld. Aan belanghebbende is voor het jaar 2010 wegens het genot krachtens zakelijk recht en wegens het gebruik van de onroerende zaak een aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Heerenveen opgelegd naar de waarde vastgesteld bij voormelde beschikking.
Na door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar van de gemeente Heerenveen de aanslag gehandhaafd.
De Rechtbank te Leeuwarden (nr. AWB 10/2148) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerenveen heeft een verweerschrift ingediend.

3.Beoordeling van de klachten

3.1.1.
Op grond van artikel 2, lid 1, letter c, van de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken wordt de waarde van een natuurterrein buiten beschouwing gelaten indien het gaat om een terrein dat beheerd wordt door een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stelt.
3.1.2.
Voor het Hof heeft belanghebbende zich onder meer op het standpunt gesteld dat deze regeling leidt tot discriminatie van natuurlijke personen.
3.1.3.
Het Hof heeft dat standpunt terecht verworpen. Gelet op de wetsgeschiedenis, vermeld in onderdeel 4.6 van de uitspraak van het Hof, is in de onderhavige regeling een beperking opgenomen tot de rechtspersonen als hiervoor in 3.1.1 omschreven, omdat daarin een extra waarborg ligt dat de vrijstelling beperkt blijft tot echte natuurterreinen. Door de beperking op die grond aan te brengen heeft de besluitgever de hem toekomende ruime beoordelingsmarge niet overschreden. Van discriminatie is daarom geen sprake.
3.2.
De klachten kunnen ook voor het overige niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.W.C. Feteris als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2013.