ECLI:NL:RBZWB:2017:5072
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Aanwijzing van een derde plaats van tewerkstelling en het gelijkheidsbeginsel in het bestuursrecht
Op 10 augustus 2017 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser, werkzaam bij de politie, en de korpschef van politie. Eiser heeft beroep ingesteld tegen een besluit van 8 december 2016, waarin de korpschef een derde plaats van tewerkstelling heeft aangewezen. Eiser betoogde dat dit besluit in strijd was met de Richtlijn 2003/88/EG en dat het gelijkheidsbeginsel niet in acht was genomen. Tijdens de zitting op 2 augustus 2017 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunten toegelicht. De korpschef werd vertegenwoordigd door mr. C.F.H. Ermans.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de korpschef de mogelijkheid heeft om meerdere tewerkstellingsplaatsen aan te wijzen, zoals vastgelegd in artikel 10 van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp). Eiser stelde dat de aanwijzing van een derde plaats in strijd was met de eerdergenoemde richtlijn, vooral in het licht van het Tyco-arrest van het Hof van Justitie. De rechtbank oordeelde echter dat de situatie van eiser wezenlijk verschilt van die van de werknemers in het Tyco-arrest, omdat eiser wel degelijk een vaste werkplek heeft en ruim van tevoren op de hoogte is van zijn rooster.
De rechtbank concludeerde dat de aanwijzing van de derde tewerkstellingsplaats niet in strijd is met de richtlijn en dat het beroep van eiser op het gelijkheidsbeginsel niet kon slagen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees een proceskostenveroordeling af. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 10 augustus 2017.