In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 juli 2017 uitspraak gedaan in een geschil over een informatiebeschikking die door de inspecteur van de Belastingdienst was opgelegd aan de belanghebbende met betrekking tot de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2012. De inspecteur had de informatiebeschikking gehandhaafd bij uitspraak op bezwaar van 2 juni 2016, waarop de belanghebbende op 5 juli 2016 beroep instelde. De rechtbank heeft het beroep behandeld tijdens een zitting op 23 februari 2017, waar de inspecteur zijn standpunt nader heeft toegelicht. De rechtbank oordeelde dat de informatiebeschikking ten onrechte was gegeven, omdat deze betrekking had op de primitieve aanslag die al was opgelegd, in plaats van op een eventuele navorderingsaanslag die nog opgelegd zou kunnen worden. Hierdoor werd het beroep gegrond verklaard en de informatiebeschikking vernietigd.
De rechtbank heeft ook de proceskosten van de belanghebbende toegewezen aan de inspecteur, vastgesteld op € 1.482, en heeft dit bedrag verdeeld over de samenhangende zaken. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De rechtbank heeft de inspecteur ook gelast het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 46 te vergoeden.