Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
"geweigerd".
“not employed and (…) not known by the company”is
.
"afgeleverd";op het andere e-AD (met nummer eindigend op 568) staat
"geaccepteerd". De betreffende goederen lagen bij belanghebbende opgeslagen voor rekening van [B BV].
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
Vooraf en ambtshalve
1. Heeft de inspecteur alle op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd?
“afgemeld”maar
"geweigerd"(Roemenië) respectievelijk enkel aangemeld voor verzending (status
"geaccepteerd"(Duitsland)). Dat in het verzoek om WZB aan de Duitse douaneautoriteiten staat dat de te onderzoeken zendingen betrekking hebben op goederen die voor rekening van [B BV] bij belanghebbende lagen opgeslagen en [B BV] volgens belanghebbende een verdachte in het FIOD-onderzoek is, maakt die conclusie niet anders. Ten aanzien van de andere stukken die volgens het Handboek Controle aanwezig zouden moeten zijn, heeft belanghebbende naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd gesteld dat die stukken bestaan dan wel dat dit stukken zijn die een rol (zouden moeten) hebben gespeeld bij de besluitvorming van de inspecteur.
"afgeleverd"– en er zendingen waren die strafrechtelijk onderzoek vereisten, deze twee groepen zendingen een volledig afgescheiden traject hebben gevolgd. De rechtbank acht die verklaring geloofwaardig en aannemelijk.
"Deze e-AD's zijn nu door de geadresseerde geweigerd"en in het verzoek WZB aan Duitsland achter de desbetreffende zending staat vermeld:
"staat nog op status geaccepteerd". Nu de voormelde verzoeken WZB door de inspecteur zijn overgelegd (zie onderdeel 2.3 en 2.6) en de beweegreden voor deze verzoeken daaruit kan worden afgeleid, is er naar het oordeel van de rechtbank ook ten aanzien van deze stelling van belanghebbende geen sprake van schending van artikel 8:42 van de Awb.
"(...) Er is een rapport uit Roemenië ontvangen (...)",heeft de rechtbank geen reden te twijfelen aan de verklaring van de inspecteur dat met dat rapport niet meer dan de bij die brief bijgevoegde e-mail en de vertaling daarvan wordt bedoeld. Dat wordt naar het oordeel van de rechtbank bevestigd door de zinsnede
"Er is een rapport uit Roemenië ontvangen welke is bijgevoegd en vertaald" in combinatie met het feit dat de bij de brief gevoegde stukken bestaan uit een e-mail van de Roemeense douaneautoriteiten en een vertaling daarvan. De rechtbank heeft voorts geen reden te concluderen dat er meer e-mails zijn van/naar de Roemeense douaneautoriteiten dan de door de inspecteur overgelegde e-mail.
"Enclosed I sent you our messages",ontbreken. In deze e-mail wordt onder vermelding van nummer 11/381/80329 verwezen naar een bij brief van 12 mei 2011 verzonden dossier. Bij het verweerschrift is een brief gevoegd van het DIC van 12 mei 2011. Deze brief is het aan Roemenië gerichte verzoek om WZB (zie 2.3). Gelet op de dagtekening van de brief, het feit dat deze brief hetzelfde nummer vermeldt als de e-mail en de in de e-mail en brief gestelde vragen overeenkomen, is aannemelijk dat met
"messages"deze brief wordt bedoeld. De rechtbank heeft ook overigens geen reden om aan te nemen dat de
"messages"zien op andere stukken dan die reeds door de inspecteur zijn overgelegd.
"Toelichting Naheffingsaanslag". Met dagtekening 5 augustus 2015 is aan belanghebbende een stuk verzonden met aanhef
"Naheffingsaanslag accijns".Dat stuk vermeldt een te betalen bedrag van € 202.373,93 dat overeenkomt met de gegevens die zijn vermeld in het stuk van 23 juli 2015. Beide stukken bevatten een rechtsmiddelverwijzing. Belanghebbende heeft gesteld dat niet duidelijk is welk stuk de naheffingsaanslag is en dat zij daardoor geschaad is in haar (verdedigings)belangen. De rechtbank begrijpt dat de twee stukken bij belanghebbende verwarring hebben kunnen doen ontstaan maar ziet geen reden om daaraan gevolgen te verbinden nu belanghebbende (tijdig) kennis heeft genomen van het feit dat de inspecteur een naheffingsaanslag heeft opgelegd – het stuk van 5 augustus 2015 is op 4 augustus 2015 door belanghebbende voor ontvangst gestempeld – en zij daartegen tijdig bezwaar heeft aangetekend.
"geaccepteerd"heeft en de e-AD's van de zendingen naar Roemenië in EMCS de status
"geweigerd"hebben. Daarmee staat ook vast dat de zendingen in EMCS niet zijn afgemeld, waardoor belanghebbendes stelling dat uit de status in EMCS volgt dat de zendingen door de geadresseerden zijn ontvangen reeds om die reden faalt. De rechtbank merkt in dit verband op dat – in tegenstelling tot hetgeen belanghebbende lijkt te veronderstellen – de status
"geaccepteerd"niet betekent dat de goederen zijn ontvangen maar dat de aanmelding van de zending in EMCS is geaccepteerd; de feitelijke verzending moet dan nog aanvangen.
5.Proceskosten
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: