In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 april 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de ontvanger van de Belastingdienst. De belanghebbende, die als enig aandeelhouder en bestuurder van twee BV's aansprakelijk was gesteld voor naheffingsaanslagen omzetbelasting, had beroep ingesteld tegen de beschikkingen tot aansprakelijkstelling. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat de belanghebbende geen inhoudelijke gronden had aangevoerd tegen de beschikkingen. Tevens heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard met betrekking tot het verzoek om uitstel van betaling, aangezien dit niet binnen haar bevoegdheid viel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende weliswaar betalingsonmacht had aangevoerd, maar dat dit niet leidde tot verzuim in het betalen van griffierecht. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.