Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskosten
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 april 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de aansprakelijkheid van een bestuurder voor belastingschulden van een failliete vennootschap. De belanghebbende, die als bestuurder van vennootschap X fungeerde, was aansprakelijk gesteld door de ontvanger van de Belastingdienst op grond van artikel 36 van de Invorderingswet. De ontvanger stelde dat de belastingschulden nooit teniet waren gegaan, ondanks een betaling die door de vennootschap was gedaan. De rechtbank oordeelde dat de aansprakelijkstelling terecht was, omdat de betaling niet kon worden aangemerkt als een betaling van de belastingschulden waarop de aansprakelijkstelling betrekking had. De rechtbank concludeerde dat de belanghebbende niet had aangetoond dat de belastingschulden definitief waren tenietgegaan en dat de ontvanger voldoende had gemotiveerd waarom de uitspraak op bezwaar niet in strijd was met het motiveringsbeginsel. Het beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard.