Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskosten
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 april 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de aansprakelijkheid van een bestuurder voor onbetaalde belastingaanslagen van de vennootschap waarvoor hij bestuurder was. De belanghebbende, die van 18 augustus 2008 tot 1 oktober 2009 (mede)bestuurder was van de vennootschap X, werd door de ontvanger van de Belastingdienst aansprakelijk gesteld op grond van artikel 36 van de Invorderingswet. De ontvanger stelde dat de belastingschuld nooit teniet was gegaan, omdat een betaling die door de vennootschap was gedaan, een gerichte betaling op een andere belastingschuld betrof. De rechtbank oordeelde dat de aansprakelijkstelling terecht was, omdat de belastingschuld over periode 7 van 2009 niet was tenietgegaan. De rechtbank concludeerde dat de betaling van 31 juli 2009 niet kon worden aangemerkt als een betaling van de belastingschuld over periode 7, en dat de belanghebbende dus terecht aansprakelijk was gesteld voor de onbetaald gebleven belasting. Het beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard.