Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 3 november 2016 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingzaak betreffende de crisisheffing 2013, opgelegd aan een voetbalclub in de betaald-voetbalcompetitie. De rechtbank oordeelde dat de crisisheffing, die de club over het tijdvak maart 2013 had aangegeven, niet als een individuele buitensporige last kan worden aangemerkt. De club had een naheffingsaanslag van € 75.104 ontvangen, die voortvloeide uit de Wet op de loonbelasting 1964, artikel 32bd. De rechtbank volgde daarbij de eerdere arresten van de Hoge Raad van 29 januari 2016, waarin werd bevestigd dat de crisisheffing een wettelijke basis heeft en niet in strijd is met het recht op ongestoord genot van eigendom.
De rechtbank stelde vast dat de club in 2012 een loon uit dienstbetrekking van meer dan € 150.000 had aangegeven, en dat de crisisheffing slechts 1,4% van de totale loonsom over dat jaar vertegenwoordigde. De rechtbank concludeerde dat de club niet aannemelijk had gemaakt dat de crisisheffing een buitensporige last vormde, mede gezien de positieve resultaten die de club in de voorgaande boekjaren had behaald. De rechtbank verwierp de stellingen van de club dat de crisisheffing buiten toepassing moest blijven en verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en bevestigde dat de inspecteur de crisisheffing terecht had nageheven.