Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskosten
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 september 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over een naheffingsaanslag omzetbelasting. De belanghebbende had een naheffingsaanslag ontvangen voor het volledige bedrag van € 2.812.435 aan voorbelasting die zij in aftrek had gebracht ter zake van de bouw van een verpleeghuis. De inspecteur stelde dat herziening van de voorbelasting mogelijk was op basis van de overgangsregeling van het Belastingplan 2014, die voorziet in herziening bij ingebruikname voor het volledige bedrag ineens. De rechtbank oordeelde dat deze herziening niet in strijd was met de btw-richtlijn en dat de inspecteur terecht de naheffingsaanslag had opgelegd. De rechtbank baseerde haar oordeel op de artikelen 184 en 186 van de btw-richtlijn, en concludeerde dat de herziening van de voorbelasting in overeenstemming was met de geldende wetgeving. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond.