ECLI:NL:HR:2005:AU0852
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag omzetbelasting en vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 augustus 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die was opgelegd aan de fiscale eenheid Holin Groep B.V. te Amsterdam. De naheffingsaanslag betrof het tijdvak van 1 december 1995 tot en met 31 maart 1996. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 20 januari 2000 vernietigd, evenals de uitspraak van de Inspecteur. De Hoge Raad oordeelde dat de afschaffing van het recht om te kiezen voor belastingheffing over de verhuur van onroerende goederen niet in strijd is met het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel, mits de lidstaat rekening houdt met het gewettigd vertrouwen van belastingplichtigen bij de keuze van de toepassingsmodaliteiten van de wetswijziging.
De Hoge Raad heeft zich gebaseerd op een prejudiciële beslissing van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, die op 29 april 2004 werd gegeven. Dit Hof verklaarde dat de artikelen 17 en 20 van de Zesde richtlijn zich er niet tegen verzetten dat een lidstaat het recht afschaft om te kiezen voor belastingheffing over de verhuur van onroerende goederen. De Hoge Raad concludeerde dat de naheffingsaanslag niet kon worden gehandhaafd, omdat deze niet steunde op de herzieningsregeling van de in aftrek gebrachte omzetbelasting, zoals vastgelegd in de Wet op de omzetbelasting 1968.
De Hoge Raad heeft de Staat veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten aan de zijde van de belanghebbende, vastgesteld op € 3381 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en heeft het griffierecht van € 285,88 toegewezen aan de belanghebbende. Dit arrest benadrukt de noodzaak voor de belastingautoriteiten om zorgvuldig om te gaan met wetswijzigingen en het gewettigd vertrouwen van belastingplichtigen.