2.7.De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of de in het jaar 2014 opgetreden wijzigingen genoemd in 2.2, betekenis kunnen hebben voor deze procedure die ziet op het heffingsjaar 2015. Zou voor het heffingsjaar 2015 de situatie per 1 januari 2014 bepalend zijn, dan moet voorbij worden gegaan aan zowel de bestemmingsplanwijziging als de afgifte van de omgevingsvergunning voor de varkensstaluitbreiding. Indien echter de situatie per 1 januari 2015 bepalend zou zijn, moet bij de waardering worden uitgegaan van de bestemming plattelandswoning en moet rekening worden gehouden met de invloed van de afgegeven omgevingsvergunning op de waarde van de woning. In dit verband overweegt de rechtbank als volgt.
2.7.1.In artikel 18 van de Wet WOZ is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:
“1. De waarde van een onroerende zaak wordt bepaald naar de waarde die de zaak op de waardepeildatum heeft naar de staat waarin de zaak op die datum verkeert.
2. De waardepeildatum ligt één jaar voor het begin van het kalenderjaar waarvoor de waarde wordt vastgesteld.
3. Indien een onroerende zaak in het kalenderjaar voorafgaande aan het begin van het kalenderjaar waarvoor de waarde wordt vastgesteld:
a. opgaat in een of meer andere onroerende zaken,
b. wijzigt als gevolg van bouw, verbouwing, verbetering, afbraak of vernietiging, dan wel van bestemming verandert, of
c. een verandering in waarde ondergaat als gevolg van een andere, specifiek voor de onroerende zaak geldende, bijzondere omstandigheid,
wordt, in afwijking in zoverre van het eerste lid, de waarde bepaald naar de staat van die zaak bij het begin van het kalenderjaar waarvoor de waarde wordt vastgesteld.”
2.7.2.Uit artikel 18, tweede lid, van de Wet WOZ volgt dat de waarde van een onroerende zaak wordt bepaald naar de waarde die de onroerende zaak heeft op de waardepeildatum naar de staat waarin de zaak op die datum verkeert. Voor het heffingsjaar 2015 is de waardepeildatum 1 januari 2014.
2.7.3.In artikel 18, derde lid, van de Wet WOZ is geregeld onder welke omstandigheden van de waardepeildatum wordt afgeweken. Indien zo’n uitzondering aan de orde is, is voor het heffingsjaar 2015 de situatie per 1 januari 2015 bepalend.
2.7.4.De heffingsambtenaar gaat uit van de situatie per 1 januari 2015. Naar de rechtbank belanghebbende begrijpt, wil hij dat bij de waardering wordt uitgegaan van de bestemming 2e bedrijfswoning (situatie per 1 januari 2014) en rekening wordt gehouden met de afgegeven omgevingsvergunning (situatie na 1 januari 2014). Partijen hebben zich niet uitgelaten over de juridische grondslagen van de ingenomen standpunten.
2.7.5.Omstandigheden die volgens de Waarderingsinstructie 1995, deel II, pagina 138, kunnen leiden tot een specifiek voor de onroerende zaak geldende bijzondere waardebepalende omstandigheid (zie artikel 18, eerste lid, onderdeel c, van de Wet WOZ) zijn onder meer de wijziging van het bestemmingplan, veranderingen ter zake van (geluids)hinder en verandering van bestemming/gebruik van aangrenzende onroerende zaken.
2.7.6.Nu in 2014 het bestemmingsplan is gewijzigd, acht de rechtbank gezien hetgeen in 2.7.5 is overwogen, artikel 18, eerste lid, onderdeel c, van de Wet WOZ in het onderhavige geval van toepassing. Dit betekent allereerst dat de woning niet als 2e bedrijfswoning maar als plattelandswoning wordt gewaardeerd, zodat voor het heffingsjaar 2015 geen sprake is van een waardedrukkende bestemming. Ook betekent dit dat voor het heffingsjaar 2015 rekening moet worden gehouden met de afgegeven omgevingsvergunning.