Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskosten
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 juni 2016 uitspraak gedaan over een naheffingsaanslag accijns die aan belanghebbende, een groothandel in alcoholische en non-alcoholische dranken, was opgelegd. De naheffingsaanslag van € 583.886,46 betrof het tijdvak van 1 oktober 2012 tot en met 31 december 2012. De inspecteur van de Belastingdienst/Douane handhaafde de naheffingsaanslag na bezwaar, waarop belanghebbende beroep instelde. De rechtbank oordeelde dat de verzending van accijnsgoederen onder schorsing van accijns niet was geëindigd, ondanks de ontvangst van valse ontvangstbevestigingen via het EMCS-systeem. De rechtbank stelde vast dat de inspecteur aannemelijk had gemaakt dat de accijnsgoederen hun bestemming niet hadden bereikt en dat de goederen waren uitgeslagen uit de accijnsgoederenplaats van belanghebbende. Belanghebbende kon niet aantonen dat de onregelmatigheid zich elders had voorgedaan, waardoor de naheffing terecht was. De rechtbank verwierp ook de stellingen van belanghebbende over schending van rechtsbeginselen en oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd.