Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
“L.S. Ivm 0 aangifte geen aangifte meer inleveren. Alleen elektronisch verwerken. Alleen ex. 3 van AGD ter visering opsturen naar Emmen.”
“1.2.(…)GoederenstromenBetreffende halfzware olie of gasolie is afkomstig van [B], [adres] [plaats Y] (B).De goederen worden door [E NV] vervoerd onder schorsing van accijns, met een e-ad (voorheen AGD).Voor de ontvangst van accijnsgoederen onder schorsing is [belanghebbende] sinds jaren in het bezit van een vergunning geregistreerde geadresseerde (…)Daarnaast wordt een deel van de door [ belanghebbende] accijnsvrij ingekochte olie in bulk rechtstreeks vanaf de plant in [plaats Y], doorgeleverd en vervoerd naar [C BV] ([D] dochter, hierna te noemen “[C BV]”,) te [plaats Z], een afnemer waarvoor [ belanghebbende] Transformatoren bouwt. (…)6.3.2. Bereiken (vrijstellings) bestemmingUit deze (derden)onderzoeken is naar voren gekomen dat binnen [C BV] wél registratie plaats vindt van de ingekochte olie doch niet danwel onvoldoende wordt geregistreerd het gebruiksdoel c.q. de bij revisie van enige trafo aangewende hoeveelheid.Wel worden in de (financiële) administratie hoeveelheden olie afgeboekt onder referte aan ordernummers, echter de onderliggende detailinformatie ontbreekt.Zo kan derhalve, b.v. aan de hand van werkorders, niet worden nagegaan welke hoeveelheid op welke datum voor de revisie van welk type trafo is aangewend.Er kan, door het ontbreken van deze informatie, feitelijk niet eens worden nagegaan of de olie wel is aangewend voor de revisie van trafo’s.Betreffende de retourstroom, zijnde de door [C BV] ingezamelde afgekeurde (afval)olie is in het geheel niet bekend of en door wie deze is afgevoerd (zijdelings verband).”
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
“1 Vrijstelling van accijns ter zake van de uitslag en de invoer van minerale oliën die kennelijk niet zijn bestemd om te worden gebruikt als brandstof of als grondstof wordt verleend indien:a. in het geval het lichte olie betreft, deze niet geschikt is voor gebruik als motorbrandstof dan wel wordt afgeleverd in handelsverpakkingen met een inhoud van ten hoogste 25 L;b. in het geval het andere minerale olie dan lichte olie betreft, de verkoopprijs van deze olie zodanig is dat deze in betekenende mate uitgaat boven de verkoopprijs van dezelfde soort minerale olie die wordt gebruikt als brandstof.(…)”
kennelijk niet bestemd’; in het bijzonder hoe subjectief of objectief dat criterium moet worden uitgelegd. Belanghebbende bepleit een uitleg waarin de subjectieve bestemming maatgevend is. De inspecteur bepleit een uitleg waarbij de objectieve factoren doorslaggevend zijn. Voor het geval het feitelijke gebruik maatgevend zou zijn, betwist de inspecteur dat belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat de olie in 2007 als koelvloeistof voor transformatoren is gebruikt.
“De vrijstelling voor minerale oliën die kennelijk niet zijn bestemd om te worden gebruikt als brandstof of als grondstof vindt, wat de lichte olie betreft, toepassing indien die olie voldoet aan de in dit besluit gestelde voorwaarde met betrekking tot de eigenschappen van die olie of de verpakking ervan. (…) Met betrekking tot de andere minerale oliën dan lichte olie geldt voor de toepassing van deze vrijstelling dat de verkoopprijs ervan in betekenende mate hoger moet liggen dan die van dezelfde soort minerale olie die niet voor een vrijgestelde bestemming wordt aangewend (artikel 15)." (Nota van Toelichting, besluit van 20 december 1991, Stb. 1991, 754).
5.Proceskosten
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: