Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
- dat zij met haar werknemers mondeling is overeengekomen dat met de auto niet meer dan 500 privékilometers mogen worden gereden;
- dat de overeenkomst die met de betrokken werknemers is gesloten, bedoeld is om één persoon ter verantwoording te kunnen roepen bij eventuele schade aan de auto;
- dat de bijgehouden rittenregistratie is bedoeld voor bedrijfseconomische doeleinden, onder meer om te controleren waar met de auto zoal naartoe is gereden;
- dat iedere week de rittenregistraties van de auto’s door de wagenparkbeheerder worden gecontroleerd en dat bij ontdekking dat met de auto privékilometers zijn gereden de betrokken werknemer daarop wordt aangesproken;
- dat alle in het buitenland gereden kilometers zakelijk zijn, omdat de auto’s gebruikt worden om tenten in het buitenland op te zetten;
- dat met de auto’s op campings wordt rondgereden;
- dat alles in onderling verband bezien, leidt tot de conclusie dat geen sprake is van terbeschikkingstelling van de auto’s aan de betrokken werknemers noch dat sprake is van enig privégebruik van de auto’s door de werknemers.
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskosten
6.Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag tot € 42.497 en vermindert de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: