Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 augustus 2015 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijk geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende, die in 2010 directeur en 50% aandeelhouder was van een vennootschap (hierna: [A BV]), had een onzakelijke lening verstrekt aan deze vennootschap. De inspecteur stelde dat de lening niet onder zakelijke voorwaarden was verstrekt, gezien het negatieve eigen vermogen van [A BV] en het feit dat de vennootschap herhaaldelijk verlies leed. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur in zijn bewijsvoering is geslaagd en dat er geen zakelijke rente kon worden vastgesteld waaronder een onafhankelijke derde bereid zou zijn geweest om een lening aan [A BV] te verstrekken. De rechtbank concludeerde dat het verlies op de vordering van de belanghebbende op [A BV] niet ten laste van het inkomen uit werk en woning kon worden gebracht, en dat de aanslag inkomstenbelasting correct was opgelegd. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond.