In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 januari 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2008. De belanghebbende, die houder was van rekeningen bij KBL Luxemburg, had in de beroepsfase informatie over deze rekeningen overgelegd. De inspecteur heeft daarop ambtshalve de navorderingsaanslag vernietigd. De rechtbank oordeelt dat er slechts éénmaal schadevergoeding voor de overschrijding van de redelijke termijn voor zowel de belanghebbende als haar echtgenoot op zijn plaats is. De rechtbank constateert dat de redelijke termijn voor de belanghebbende is overschreden, maar dat de gemachtigde heeft ingestemd met de door de inspecteur toegekende vergoeding voor de echtgenoot. De rechtbank kent de proceskostenvergoeding aan de belanghebbende toe, waarbij de inspecteur in de proceskosten wordt veroordeeld. De rechtbank heeft de navorderingsaanslag, de boete en de heffingsrente vernietigd, en het beroep gegrond verklaard.