Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskosten
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat de herinvesteringsreserve (hir) van belanghebbende B.V. centraal. De inspecteur van de Belastingdienst had een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd voor het jaar 2010, waarbij hij de herinvesteringsreserve van € 2.137.992 niet accepteerde. De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in detail uiteengezet, waarbij belanghebbende in beroep ging tegen de handhaving van de aanslag door de inspecteur. De rechtbank heeft vastgesteld dat belanghebbende in 2009 onroerende zaken had verkocht en een herinvesteringsreserve had gevormd. In 2010 werd een dividend uitgekeerd, en er werd een nieuwe onroerende zaak gekocht. De inspecteur stelde dat de herinvesteringsreserve niet kon worden gereserveerd, omdat er sprake was van fraus legis, gezien de samenhang tussen de aandelenoverdracht en de aankoop van de nieuwe onroerende zaak. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur voldoende aannemelijk had gemaakt dat de herinvestering en de aandelenoverdracht een samenhangend geheel vormden, en dat de keuze van de volgorde van de rechtshandelingen was gericht op het omzeilen van de belastingheffing. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond en bevestigde de aanslag.