In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 november 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een brief van de inspecteur waarin werd medegedeeld dat de vrijstelling voor motorrijtuigenbelasting voor oldtimers zou worden gewijzigd. De inspecteur weigerde deze brief als bezwaarschrift te beschouwen, wat de belanghebbende niet accepteerde en hiertegen beroep instelde. De rechtbank oordeelde dat de weigering van de inspecteur om uitspraak te doen op het bezwaar gelijkgesteld moet worden met een uitspraak op bezwaar, waartegen beroep mogelijk is. De rechtbank concludeerde dat de brief van de inspecteur geen voor bezwaar vatbare beslissing was, maar een informatieve mededeling. Hierdoor was het bezwaar van de belanghebbende niet-ontvankelijk. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, maar verklaarde het bezwaar van de belanghebbende niet-ontvankelijk, en veroordeelde de inspecteur in de proceskosten van de belanghebbende. De rechtbank stelde de proceskosten vast op € 365,25 en gelastte de inspecteur het griffierecht van € 45 aan de belanghebbende te vergoeden.