Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskosten
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak, uitgesproken op 6 november 2014 door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat de waarde van de aandelen in een vennootschap centraal in het kader van de Successiewet. De belanghebbende, erfgenaam van de overleden erflaatster, heeft bezwaar gemaakt tegen een aanslag recht van successie die door de inspecteur van de Belastingdienst was opgelegd. De inspecteur had de waarde van de aandelen vastgesteld op basis van taxaties die door een extern taxateur waren uitgevoerd, maar de belanghebbende betwistte deze waardering en stelde dat de bedrijfsopvolgingsfaciliteit van toepassing was.
De rechtbank oordeelde dat de waarde van de aandelen niet kon worden gesteld op de executiewaarde, maar op de waarde in het economisch verkeer, die hoger was. De rechtbank concludeerde dat de vennootschap, die een vastgoedportefeuille exploiteerde, niet voldeed aan de voorwaarden voor de toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit, omdat de activiteiten niet meer dan normaal vermogensbeheer waren. De rechtbank verwierp het beroep van de belanghebbende en verklaarde de aanslag recht van successie gehandhaafd.
De uitspraak benadrukt het belang van de juiste waardering van aandelen in het kader van successie en de strikte voorwaarden voor de toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit. De rechtbank heeft de relevante jurisprudentie en wetgeving in overweging genomen en de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken in hoger beroep te gaan.