Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 oktober 2014 uitspraak gedaan in een geschil over de naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM). De belanghebbende, een B.V. gevestigd in Nederland, had een auto gekocht bij een Duitse autodealer. De auto werd voor het eerst op 26 januari 2012 toegelaten tot de openbare weg, maar de levering vond pas plaats op 6 juni 2012. Gedurende de tussenliggende periode was de auto als demonstratie-auto gebruikt door de dealer. De rechtbank moest beoordelen of de auto voor de heffing van BPM als nieuw of gebruikt moest worden aangemerkt.
De rechtbank oordeelde dat de inspecteur de auto terecht als nieuw had aangemerkt. De rechtbank baseerde zich op de feiten dat de eerste registratie van de auto plaatsvond na het sluiten van de koopovereenkomst en dat de kilometers die door de gemachtigde van de belanghebbende waren gereden, voornamelijk verband hielden met de registratie en keuring van de auto. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een gebruikt voertuig, omdat de auto in goede staat verkeerde en er geen bewijs was dat de auto in de periode voor de levering substantieel was gebruikt.
De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond en gelastte dat de inspecteur het door de belanghebbende betaalde griffierecht vergoedt. De uitspraak benadrukt het belang van de bewijslast voor de belanghebbende in belastingzaken en de criteria die gehanteerd worden bij de kwalificatie van voertuigen voor de BPM-heffing.