In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 december 2013 uitspraak gedaan tegen een verdachte die was veroordeeld voor het medeplegen van hennepteelt, diefstal van elektriciteit en witwassen. De officier van justitie vorderde ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat door de verdachte zou zijn ontvangen uit de opbrengst van de hennepteelt. De verdachte had verklaard een bedrag van € 8.000,00 te hebben ontvangen, maar de officier van justitie betwistte dat de door de verdediging genoemde kosten voor elektriciteit en ontmanteling van de kwekerij in mindering konden worden gebracht op dit bedrag. De verdediging voerde aan dat de kosten van € 2.000,00 aan de energieleverancier en € 5.566,28 aan de gemeente Vlissingen volledig in mindering moesten worden gebracht, omdat deze kosten verband hielden met de schade door energiediefstal en de ontmanteling van de kwekerij. De rechtbank oordeelde dat alleen kosten die in directe relatie staan tot de voltooiing van het delict voor aftrek in aanmerking komen. De rechtbank concludeerde dat de kosten van de ontmanteling niet in mindering konden worden gebracht, omdat deze het gevolg waren van een bestuursrechtelijk besluit dat na de ontdekking van de kwekerij was genomen. Uiteindelijk schatte de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 6.000,00 en legde de verdachte de verplichting op tot betaling van dit bedrag aan de staat. Tevens werd het conservatoire beslag gedeeltelijk opgeheven en werd een bedrag van € 2.850,00 aan de verdachte teruggegeven.