ECLI:NL:RBZWB:2013:5947

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 augustus 2013
Publicatiedatum
13 augustus 2013
Zaaknummer
STR-13_700130
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot oplegging ISD-maatregel in strijd met Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 augustus 2013, staat de verdachte terecht voor diefstal van een TOM-TOM uit een auto, gepleegd op 10 april 2013 te Vlissingen. De verdachte, geboren in 1967 en thans gedetineerd, heeft zich schuldig gemaakt aan het ten laste gelegde feit door middel van braak. De officier van justitie heeft een vordering tot oplegging van de ISD-maatregel ingediend, gezien de recidive van de verdachte en zijn verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 25 juli 2013, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging.

De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal, zoals ten laste gelegd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot oplegging van de ISD-maatregel afgewezen, omdat niet voldaan is aan de richtlijnen voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering in strijd is met de richtlijn, aangezien er niet voldoende processen verbaal zijn opgemaakt in de afgelopen vijf jaar.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, rekening houdend met zijn eerdere veroordelingen en de ernst van het feit. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf toegewezen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. De rechtbank heeft de proeftijd met een jaar verlengd en bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een klinische behandeling voor zijn verslavingsproblematiek.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummers: 02/700130-13 en 12/715014-12 (TUL)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 augustus 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1967 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Middelburg, locatie Torentijd te Middelburg,
ter terechtzitting verschenen,
raadsman mr. Bals, advocaat te Kloetinge,
ter terechtzitting aanwezig.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 juli 2013, waarbij de officier van justitie, mr. Bethlehem, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 april 2013 te Vlissingen met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (personen)auto (Mercedes Benz,
NJ-ZF-67) heeft weggenomen een TOM-TOM, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 april 2013 te Vlissingen ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in/uit een (personen)auto (Mercedes Benz, NJ-ZF-67) weg te nemen
een TOM-TOM, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en zich
daarbij de toegang tot die (personen)auto te verschaffen en/of die/dat weg te
nemen TOM-TOM, althans die/dat goed(eren) onder zijn bereik te brengen door
middel van braak, verbreking en/of inklimming, zich naar bovengenoemde
(personen)auto heeft begeven en/of een autoruit heeft vernield en/of zich
geheel dan wel gedeeltelijk in die (personen)auto heeft begeven en/of een
TOM-TOM onder zich heeft genomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het aan hem primair tenlastegelegde feit. Zij baseert zich daarbij op de aangifte van [benadeelde], de getuigenverklaring van [getuige], het proces-verbaal van bevindingen van de politie en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit kan komen en refereert zich voor wat betreft de beoordeling van het bewijs aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Nu verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft bekend en de raadsman hiervoor geen verweer heeft gevoerd, kan, op grond van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering met de hierna genoemde opgave van bewijsmiddelen worden volstaan:
- het proces verbaal van aangifte; [2]
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 25 juli 2013. [3]
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
hijop
of omstreeks10 april 2013 te Vlissingen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een (personen)auto (Mercedes Benz, NJ-ZF-67) heeft weggenomen een TOM-TOM,
in elk geval enig goed,
geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft
en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebrachtdoor middel van braak,
verbreking en/of inklimming.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen de maatregel tot opname in een Instelling voor Stelselmatige Daders (verder: ISD-maatregel). De verdachte is reeds vele malen eerder voor diverse misdrijven veroordeeld. Zijn meest recente veroordeling dateert van 5 juli 2012. De rechtbank heeft verdachte toen een laatste kans gegeven door een forse voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Het is verdachte desondanks niet gelukt om geen strafbare feiten meer te plegen. Dit gedrag vloeit voort uit de drugs-, vooral heroïne, verslaving van verdachte, die blijkt uit de verklaring van de partner van verdachte in het rapport van de reclassering en de verklaring van verdachte zelf. Gelet op het hoge recidiverisico en het feit dat gevangenisstraffen, ook in combinatie met bijzondere voorwaarden, niet hebben geholpen is de ISD-maatregel nu de enige passende en geboden reactie. De officier van justitie verwijst naar het rapport van de reclassering van 8 juli 2013, waarin de reclassering het opleggen van de ISD-maatregel adviseert. Daarnaast is voldaan aan de wettelijke vereisten van artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht (verder: WvSr).
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging merkt op dat verdachte zelf al geruime tijd inziet dat een klinische behandeling noodzakelijk is. Hij heeft zich om die reden in het verleden al diverse keren op vrijwillige basis voor een dergelijke behandeling aangemeld. Verdachte heeft de behandeling(en) telkens vroegtijdig afgebroken. Deze keuze kon hij maken omdat het verplichte karakter van de behandeling ontbrak. Aanvankelijk stond verdachte dan ook niet negatief tegenover de geadviseerde ISD-maatregel. Doordat verdachte echter meerdere negatieve verhalen heeft gehoord omtrent de werking van de ISD-maatregel, is verdachte daar op terug gekomen. Verdachte ziet meer in een stevige stok achter de deur met als voorwaarde dat hij zich klinisch laat behandelen. Dat was tijdens de vorige terechtzitting eigenlijk eveneens het uitgangspunt. Dat kon echter vanwege het ontbreken van een indicatie daartoe niet worden opgelegd. Daarom is toen slechts ambulante behandeling als bijzondere voorwaarde gesteld. Verdachte meent dat hij een klinische behandeling wel af zal maken als deze als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf wordt opgelegd. Voor de verdediging staat wel vast dat verdachte behandeld moet worden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beantwoording van de vraag welke straf of maatregel aan verdachte moet worden opgelegd houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een TomTom uit een auto door middel van braak.
Blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie van 1 juli 2013 is verdachte sinds 1983 vele malen met justitie in aanraking geweest, vooral vanwege vermogensdelicten. In de vijf jaar voorafgaand aan het plegen van het huidige delict is verdachte driemaal onherroepelijk veroordeeld tot een werkstraf of gevangenisstraf. Al deze straffen zijn ten uitvoer gelegd.
Emergis Verslavingsreclassering heeft in haar rapport van 8 juli 2013 ten aanzien van verdachte opgemerkt dat zijn harddrugsgebruik debet is aan zijn contact met justitie en in grote mate ten grondslag ligt aan zijn delictgedrag. Verdachte is wel gemotiveerd tot een klinische behandeling, maar onvoldoende in staat deze motivatie vast te houden, waardoor behandelingen steeds vroegtijdig worden afgebroken. Behandeling is alleen mogelijk binnen een drang- en dwangkader zoals de ISD-maatregel dat biedt. De reclassering adviseert dan ook oplegging van de ISD-maatregel.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de ISD-maatregel het volgende. Weliswaar wordt ten aanzien van verdachte voldaan aan de wettelijke vereisten van artikel 38m WvSr, maar de rechtbank dient de vordering van de officier van justitie volgens geldende jurisprudentie van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2009:BH9943 en ECLI:NL:HR:2011:BO9885) tevens ambtshalve te toetsen aan de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers (gepubliceerd in de Staatscourant 2009, nr. 10579). Deze richtlijn schrijft voor dat de officier van justitie de ISD-maatregel alleen kan vorderen als tegen de verdachte over de afgelopen vijf jaren tenminste tien processen verbaal zijn opgemaakt, waarvan tenminste één in het afgelopen of in het lopende kalenderjaar. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 1 juli 2013 is de rechtbank gebleken dat ten aanzien van verdachte niet aan deze door de overheid zelf gestelde eis wordt voldaan. Op grond van vorenstaande moet worden geoordeeld dat de vordering tot oplegging van de ISD-maatregel is gedaan in strijd met genoemde richtlijn. Beginselen van behoorlijke rechtspleging staan er aan in de weg dat de rechtbank dan niettemin een ISD-maatregel oplegt.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte al vele malen eerder is veroordeeld voor (vergelijkbare) strafbare feiten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden passend en geboden is.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 5 juli 2012, ten uitvoer zal worden gelegd. Verdachte heeft zich niet aan de voorwaarden gehouden, nu hij wederom een strafbaar feit heeft gepleegd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte zich wel aan de bijzondere voorwaarden die aan hem waren opgelegd heeft gehouden, zoals het volgen van een ambulante behandeling. Naar mening van de verdediging heeft tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geen toegevoegde waarde. Van belang is dat verdachte behandeld wordt.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe niet besluiten. Emergis Verslavingsreclassering heeft in haar rapport van 8 juli 2013 ten aanzien van verdachte opgemerkt dat zijn harddrugsgebruik debet is aan zijn contact met justitie en in grote mate ten grondslag ligt aan zijn delictgedrag. Uit de rapportage van de reclassering en de verklaring van verdachte zelf blijkt dat verdachte reeds meerdere keren aan een behandeling voor zijn verslavingsproblematiek is begonnen, maar nooit de kracht heeft gehad deze tot het eind toe af te maken. Voor zover dit klinische behandelingen betroffen zijn deze steeds op vrijwillige basis door verdachte gestart. De rechtbank onderschrijft dan ook de noodzaak dat verdachte, anders dan in een vrijwillig kader, een klinische behandeling voor zijn verslavingsproblematiek dient te ondergaan. De rechtbank zal een dergelijk kader scheppen door de proeftijd bij de voorwaardelijke straf met een jaar te verlengen en daarbij de bijzondere voorwaarden te stellen dat verdachte ter zake zijn verslaving een klinische behandeling zal ondergaan voor de duur die de reclassering noodzakelijk acht en dat verdachte zich zal houden aan het plan van aanpak zoals geformuleerd in het rapport van 8 juli 2013 van Emergis Verslavingsreclassering.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14f, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 2 (twee) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
  • wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af;
  • verlengt de proeftijd met één jaar en legt, naast de geldende algemene voorwaarden, als bijzondere voorwaarden op:
- dat verdachte zich binnen 1 dag na de datum waarop hij in vrijheid is gesteld zal melden bij
Emergis Verslavingsreclassering, Vrijlandstraat 33e te Middelburg, telefoon: 0118-686999. Hierna moet hij zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering;
- dat verdachte zich zo spoedig mogelijk gedurende de proeftijd zal laten opnemen en zich klinisch laat behandelen voor verslavingsproblematiek bij Novadic Kentron of soortgelijke klinische forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de hoofdbehandelaar zullen worden gegeven;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte daartoe hulp en steun te verlenen;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte, zulks met onmiddellijke ingang.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. A.M.P. Geelhoed en mr. J.B. Smits, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.J.Y. Leijs, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 augustus 2013.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt daarmee, tenzij anders vermeld, bedoeld een (kopie conform het origineel exemplaar) ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Wanneer wordt verwezen naar een paginanummer of bijlagen worden daarmee bedoeld: een pagina of bijlage opgenomen in of bij het dossier van de regiopolitie Zeeland, district Walcheren, wijkteam Vlissingen Centrum, met registratienummer PL193C 2013023135, sluitingsdatum 11 april 2013 (doorlopende paginanummering 1 t/m 39.
2.Het proces-verbaal aangifte van [benadeelde] d.d. 10 april 2013, pagina’s 34 en 35.
3.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 25 juli 2013.