ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ6235
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen inbewaringstelling van vreemdeling met zicht op uitzetting naar China
In deze zaak gaat het om een beroep tegen de inbewaringstelling van een Chinese vreemdeling, die op 4 mei 2011 in vreemdelingenbewaring is gesteld. De rechtbank heeft op 13 mei 2011 de zaak behandeld. De verweerder, de Minister voor Immigratie en Asiel, heeft ter zitting onbestreden verklaard dat in de periode van januari 2010 tot 14 februari 2011 ongeveer dertig Chinese vreemdelingen met de sterke arm zijn verwijderd. Deze vreemdelingen waren in het bezit van originele en geldige documenten, zoals paspoorten, waarmee zij konden worden uitgezet. De eiser heeft de uitzetting van deze vreemdelingen niet betwist, en de rechtbank heeft geen reden om aan de verklaring van de verweerder te twijfelen. De rechtbank oordeelt dat het aan de eiser is om originele documenten te overleggen die nodig zijn voor zijn uitzetting. De enkele verklaring van de eiser dat hij deze documenten niet heeft, ontslaat hem niet van de verplichting om actieve en controleerbare inspanningen te verrichten om deze documenten te verkrijgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser onvoldoende meewerkt aan het onderzoek en zich niet actief inspant om de benodigde documenten te verkrijgen. Hierdoor komen de vertraging van het onderzoek en de verlenging van de duur van de bewaring voor zijn rekening en risico. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.