ECLI:NL:RBSGR:2012:BX6697
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B. van Velzen
- H. Philips
- Rechtspraak.nl
Vreemdelingenbewaring en zicht op uitzetting naar China
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage zich gebogen over de vraag of er zicht is op uitzetting van de eiser naar China. De eiser, vertegenwoordigd door mr. T.R. Hüpscher, had beroep ingesteld tegen de voortduren van zijn vreemdelingenbewaring, nadat hij op 4 april 2012 in bewaring was gesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag voor een laissez-passer op 10 augustus 2011 was verzonden, maar dat er na herhaaldelijk rappelleren geen reactie van de Chinese autoriteiten was ontvangen. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken waarin werd geoordeeld dat er geen zicht op uitzetting naar China was, en stelt vast dat de Chinese autoriteiten sinds eind juni 2012 niet meer meewerken aan uitzetting met gebruikmaking van een EU-staat.
De verweerder, vertegenwoordigd door mr. Ch.R. Vink, betwistte dat er geen zicht op uitzetting was en stelde dat de eiser niet actief meewerkte aan zijn uitzetting. De rechtbank oordeelt dat de eiser onvoldoende inspanningen heeft verricht om originele documenten te verkrijgen die nodig zijn voor zijn uitzetting. De rechtbank concludeert dat de vertraging van het onderzoek en de verlenging van de duur van de bewaring voor rekening en risico van de eiser komen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank benadrukt dat de eiser de verplichting heeft om mee te werken aan zijn uitzetting en dat er geen reden is om aan te nemen dat er geen zicht op uitzetting naar China is, zolang hij niet de nodige inspanningen verricht om de benodigde documenten te verkrijgen.