ECLI:NL:RBSGR:2008:BD0068

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
18 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/8455
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vreemdelingenbewaring en zicht op uitzetting naar Noord-Irak

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 18 maart 2008 uitspraak gedaan in een procedure over de vreemdelingenbewaring van een Iraakse eiser. De eiser, geboren in 1974 en verblijvende in een detentieboot te Rotterdam, was op 6 maart 2008 in bewaring gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De rechtbank heeft de vraag beoordeeld of de maatregel van vreemdelingenbewaring in overeenstemming is met de wet en of deze gerechtvaardigd is in het licht van de betrokken belangen.

De rechtbank oordeelde dat, hoewel de Iraakse autoriteiten in beginsel bereid zijn om medewerking te verlenen aan gedwongen verwijdering van vreemdelingen naar Noord-Irak, er geen reëel zicht op uitzetting bestaat. Dit werd onderbouwd door het feit dat er sinds januari 2007 geen uitzettingen naar Irak hebben plaatsgevonden en dat er geen concrete termijn was waarbinnen de uitzetting zou kunnen plaatsvinden. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van dezelfde rechtbank waarin vergelijkbare situaties zijn beoordeeld.

De rechtbank concludeerde dat de bewaring van de eiser onrechtmatig was, omdat de uitzetting van meet af aan onmogelijk was. De rechtbank heeft de opheffing van de maatregel tot vrijheidsontneming bevolen en schadevergoeding toegekend aan de eiser, vastgesteld op € 940,00. De proceskosten werden eveneens vergoed, en de Staat der Nederlanden werd aangewezen als de rechtspersoon die deze kosten diende te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, in tegenwoordigheid van P. Bijen als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 08/8455
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 maart 2008
inzake
[eiser],
geboren op [geboortedatum] 1974,
nationaliteit Iraakse,
verblijvende te Rotterdam in de penitentiaire inrichting (detentieboot),
eiser,
gemachtigde mr. M.M. Polman,
tegen
de staatssecretaris van Justitie,
te Den Haag,
verweerder,
gemachtigde mr. A.M. Zeeman.
Procesverloop
Op 6 maart 2008 is eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) in bewaring gesteld.
Op 7 maart 2008 is namens eiser tegen zijn inbewaringstelling beroep ingesteld. Voorts is om schadevergoeding verzocht.
De zaak is behandeld op de zitting van 17 maart 2008, waar eiser is verschenen in persoon, bijgestaan door mr. E.J. Joosten, waarnemend voor zijn gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
Overwegingen
1. De rechtbank beoordeelt thans of de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van vreemdelingenbewaring in overeenstemming is met de wet en bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid gerechtvaardigd is.
2. Namens eiser is – kort weergegeven – aangevoerd dat eiser definitief is uitgeprocedeerd in zijn asielprocedure. Er is geen zicht op uitzetting nu eiser afkomstig is uit Irak. Ten aanzien van Centraal-Irak geldt een categoriaal beschermingsbeleid, zodat uitzetting in strijd is met de internationale regels. Voor het geval eiser afkomstig is uit het noordelijk deel van Irak wordt blijkens het ambtsbericht over Irak niet naar het noorden uitgezet.
3. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden eiser krachtens artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 in het belang van de openbare orde en met het oog op de uitzetting, in bewaring heeft gesteld. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat onweersproken is gebleven dat eiser
- geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft;
- niet beschikt over een identiteitsdocument als bedoeld in artikel 4.21 van het Vreemdelingenbesluit 2000;
- niet beschikt over een vaste woon- of verblijfplaats;
- niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
Het voorgaande is voldoende grond ernstig te vermoeden dat eiser zich aan zijn uitzetting zal onttrekken.
4. Ter zitting is door verweerder onweersproken gesteld dat eiser afkomstig is uit [plaats], Noord-Irak. Eiser heeft een geldig paspoort dat in het bezit is van zijn gemachtigde. Verweerder stelt zich op het standpunt dat zicht op uitzetting aanwezig is. Er gaan regelmatig vluchten van Frankfurt naar Arbil en Sulaymanya. De Dienst Terugkeer & Vertrek is nog steeds bezig om met de Iraakse autoriteiten tot een akkoord te komen zodat Iraakse vreemdelingen kunnen worden uitgezet op basis van een EU-document. Indien de Iraakse autoriteiten weer akkoord geven voor verwijderingen dan zal dit wederom op een EU-staat gebeuren. Verweerder streeft er naar de uitzettingen naar Noord-Irak op zo kort mogelijke termijn te hervatten. De voorbereidingen hiervoor bevinden zich in een zeer ver gevorderd stadium.
5. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit het bovenstaande weliswaar worden afgeleid dat de Iraakse autoriteiten in beginsel weer bereid zijn medewerking te verlenen aan gedwongen verwijdering van vreemdelingen naar Noord-Irak en dat verweerder van zijn kant er alles aan doet om tot uitzetting over te gaan. Daar staat echter tegenover dat een feit blijft dat er ondanks de hernieuwde besprekingen met de Iraakse autoriteiten na januari 2007 geen uitzettingen naar Irak meer hebben plaatsgevonden, terwijl ter zitting evenmin melding kon worden gemaakt van een concrete termijn, waarbinnen daadwerkelijk tot uitzetting kan worden overgegaan. Verweerders beschouwingen dienaangaande blijven steken in goede voornemens en hoopvolle verwachtingen. Naar het oordeel van de rechtbank kan bij deze stand van zaken niet worden gesproken van een reëel zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn. Verwezen zij in dit verband eveneens naar de uitspraken van deze rechtbank, nevenzitingsplaats ‘s-Hertogenbosch van 10 januari 2008, LJN: BC1909, nevenzittingsplaats Zwolle van 11 januari 2008, LJN: BC 3386 en nevenzittingsplaats Dordrecht van 14 februari 2008, LJN:BCV, waarin in vergelijkbare zin is geoordeeld.
5. Nu de uitzetting van eiser van meet af aan onmogelijk is geweest, dient de bewaring om die reden ook van meet af aan voor onrechtmatig te worden gehouden. De rechtbank acht termen aanwezig om eiser schadevergoeding toe te kennen.
6. Op grond van het bepaalde in artikel 106 van de Vw 2000 kan de rechtbank, indien zij de opheffing van een maatregel tot vrijheidsontneming beveelt, dan wel de vrijheidsontneming reeds voor de behandeling van het verzoek om opheffing van die maatregel wordt opgeheven, aan de vreemdeling een vergoeding ten laste van de Staat toekennen. Het bepaalde bij of krachtens de artikelen 90 en 93 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
7. Overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal de rechtbank de dag waarop de bewaring is geëindigd, te weten 18 maart 2008, buiten beschouwing laten bij de vaststelling van de schadevergoeding, zodat eiser in beginsel over de periode van 6 maart 2008 tot en met 17 maart 2008 schadevergoeding toekomt.
8. Uitgangspunt bij de vaststelling van de schadevergoeding vormt de richtlijn van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak betreffende de vergoeding van immateriële schade bij inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis, die uitgaat van een schadevergoeding van € 95,00 voor elke dag die in een politiecel is doorgebracht en van € 70,00 voor elke dag die in een huis van bewaring is doorgebracht. In totaal bedraagt de schadevergoeding 4 x € 95,00 en 8 x € 70,00 is € 940,00.
9. De rechtbank acht voorts termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 644,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
• 1 punt voor het indienen van een beroepschrift;
• 1 punt voor het verschijnen ter zitting;
• waarde per punt € 322,00;
• wegingsfactor 1.
10. Aangezien ten behoeve van eiser een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient ingevolge artikel 8:75, tweede lid, van de Awb de betaling van dit bedrag te geschieden aan de griffier van de rechtbank.
11. Mitsdien wordt beslist als volgt.
Beslissing
De rechtbank,
- verklaart het beroep gericht tegen de bewaring gegrond;
- beveelt de opheffing van de maatregel tot vrijheidsontneming ex artikel 59 van de Vw 2000 van eiser met ingang van 18 maart 2008;
- wijst het verzoek om schadevergoeding toe, ten laste van de Staat der Nederlanden, ten bedrage van € 940,00;
- veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten vastgesteld op € 644,00;
- wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die het bedrag van de proceskosten dient te vergoeden;
- bepaalt dat het bedrag van de proceskosten moeten worden voldaan aan de griffier.
Aldus gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries als rechter in tegenwoordigheid van P. Bijen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2008.
?
Voornoemd lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken beveelt de tenuitvoerlegging van de in deze uitspraak toegekende schadevergoeding ten bedrage van € 940,00 (ZEGGE: NEGENHONDERDVEERTIG EURO)
Aldus gedaan op 18 maart 2008 door mr. J.R. van Es-de Vries.