200802118/1.
Datum uitspraak: 13 mei 2008
RAAD VAN STATE
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak nr. 08/8455 van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats 's Hertogenbosch, van 18 maart 2008 in het geding tussen:
de staatssecretaris van Justitie.
Bij besluit van 6 maart 2008 is [de vreemdeling] (hierna: de vreemdeling) in vreemdelingenbewaring gesteld. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 18 maart 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank ’s Gravenhage, nevenzittingsplaats 's Hertogenbosch (hierna: de rechtbank), het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van die dag bevolen en de vreemdeling schadevergoeding toegekend. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 25 maart 2008, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
De vreemdeling heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
2.1. In zijn enige grief klaagt de staatssecretaris, samengevat weergegeven, dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat zicht op uitzetting van de vreemdeling naar Noord-Irak ontbreekt, omdat, ondanks de hernieuwde besprekingen met de Iraakse autoriteiten over uitzetting op basis van een EU-document, na januari 2007 geen uitzettingen naar Irak meer hebben plaatsgevonden. De staatssecretaris betoogt dat de rechtbank er aldus ten onrechte aan voorbij is gegaan dat de vreemdeling over een geldig paspoort beschikt en dat de staatssecretaris derhalve niet is aangewezen op de medewerking van de Iraakse autoriteiten voor het verkrijgen van de voor de uitzetting van de vreemdeling benodigde reisdocumenten.
2.1.1. De vreemdeling heeft in zijn verweerschrift, samengevat weergegeven, naar voren gebracht dat zijn originele paspoort niet in het bezit is van zijn gemachtigde en dat bovendien onduidelijk is of dit paspoort nog geldig is.
2.1.2. In het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van verhoor van 6 maart 2008 staat dat de vreemdeling heeft verklaard dat hij in het bezit is van een geldig nationaal Iraaks identiteitsdocument.
In het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van overbrenging en ophouding van 6 maart 2008 staat vermeld dat de vreemdeling beschikt over een in Irak afgegeven nationaal paspoort dat geldig is tot 17 mei 2008.
Ter zitting van de rechtbank heeft de staatssecretaris naar voren gebracht dat dit paspoort bij de gemachtigde van de vreemdeling ligt. Dit is ter zitting van de rechtbank niet door de vreemdeling bestreden.
Gelet op het voorgaande moet het er voor worden gehouden dat de vreemdeling over een geldig Iraaks paspoort beschikt. Gelet hierop bestaat, anders dan de rechtbank heeft overwogen, geen grond voor het oordeel dat zicht op uitzetting van de vreemdeling naar Noord-Irak ontbreekt.
2.2. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling, nu uit het vorenoverwogene voortvloeit dat de voorgedragen beroepsgronden geen aanleiding geven tot een ander oordeel, het inleidende beroep alsnog ongegrond verklaren. Er is geen grond voor schadevergoeding.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats 's Hertogenbosch, van 18 maart 2008 in zaak nr. 08/8455;
III. verklaart het door de vreemdeling bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep ongegrond;
IV. wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. M.G.J. Parkins de Vin, leden, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dokkum, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink
voorzitter
w.g. Van Dokkum
ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2008
480.
Verzonden: 13 mei 2008
Voor eensluidend afschrift,
de secretaris van de Raad van State,
voor deze,
mr. H.H.C. Visser,
directeur Bestuursrechtspraak