Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- het verzoekschrift met bijlagen van de man, ingekomen op 12 juli 2024;
- het verweerschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 16 oktober 2024;
- het aanvullend verzoekschrift met bijlagen van de man van 30 mei 2025;
- het aanvullend verzoekschrift met bijlagen van de man van 5 juni 2025;
- de berichten met bijlagen van de vrouw van 31 mei 2025 en 2 juni 2025
- de man met zijn advocaat en
- de vrouw met haar advocaat.
2.De vaststaande feiten
3.De beoordeling
- een verklaring voor recht dat de vrouw met ingang van 5 augustus 2021 (zijnde datum inschrijving echtscheidingsbeschikking) althans met ingang van een in goede justitie te bepalen andere datum, samenleeft met een ander (naar de rechtbank begrijpt [persoon A] , hierna: [persoon A] ) als ware zij gehuwd in de zin van artikel 1:160 BW;
- de vrouw te veroordelen de man € 25.425,41,- terug te betalen (zijnde de partneralimentatie die hij sinds 5 augustus 2021 aan de vrouw heeft betaald) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 augustus 2021;
- de partneralimentatie op nihil te stellen met ingang van 5 augustus 2021 althans met ingang van een in goede justitie te bepalen andere datum;
- de vrouw te veroordelen om binnen twee weken na betekening van deze beschikking aan de man terug te betalen alle partneralimentatie die hij sinds 5 augustus 2021 teveel heeft betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 augustus 2021;
4.De beslissing
1 oktober 2025 PRO FORMA, in verband met het navolgende;