ECLI:NL:RBROT:2025:8413

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
ROT 24/9790
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een boete opgelegd aan een slachterij wegens onvoldoende preventie van condensvorming

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 15 juli 2025, wordt het beroep van eiseres tegen een boete van € 2.500,- beoordeeld. De boete werd opgelegd door de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur wegens een overtreding van de Wet dieren. De rechtbank oordeelt dat de minister de overtreding terecht heeft vastgesteld. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. F.Th.M. Peters, betwistte de constatering van condensvorming in haar slachthuis, maar de rechtbank concludeert dat de toezichthouder op meerdere plekken condens heeft geconstateerd aan leidingen en hangwerk, wat in strijd is met de hygiënevoorschriften van Verordening 852/2004. De rechtbank stelt vast dat de eis van het voorkomen van condensvorming niet alleen geldt voor wanden en plafonds, maar ook voor andere oppervlakken. Eiseres heeft niet aangetoond dat zij aan deze verplichting heeft voldaan. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de opgelegde boete.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/9790

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. F.Th.M. Peters),
en
de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, voorheen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
(gemachtigde: mr. M. Kool).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen een boete van € 2.500,- die verweerder haar met het besluit van 10 mei 2024 heeft opgelegd voor een overtreding van de Wet dieren.
1.1.
Met het bestreden besluit van 20 september 2024 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder de boete gehandhaafd.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 25 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van verweerder en [naam] , toezichthouder bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).

Totstandkoming van het besluit

2. Verweerder heeft zijn besluit gebaseerd op een rapport van bevindingen dat op 8 maart 2024 is opgemaakt door een toezichthouder van de NVWA. De toezichthouder schrijft in het rapport onder meer het volgende.

Datum en tijdstip van de bevinding(en): 07 maart 2024, omstreeks 12:44 uur.
Ik heb in het bedrijf aangesproken en ben met naam en functie bekend bij [naam] , functie: medewerker kwaliteitsdienst.
Tijdens mijn inspectie bevond ik mij omstreeks 12:44 uur in de nieuwe karkassenkoelcel vanbovengenoemd slachthuis. Ik zag daar dat tientallen grote waterdruppels, door mij herkend als condens, aan hangwerk en aan de baan hingen direct naast en boven varkenskarkassen (zie foto's 1 en 2 van fotobijlage). Deze karkassen waren voorzien van een gezondheidsmerk/ EG-merk ‘NL121 EG’ waaruit opgemaakt kon worden dat de karkassen geschikt verklaard waren voor humane consumptie.
Vervolgens informeerde ik de verantwoordelijke medewerker over mijn bevindingen en hij gaf de opdracht om de baan droog te moppen en deze karkassen te laten flamberen. Vervolgens zag ik dat er condens hing aan een andere baan (zie foto 5 van fotobijlage) en waterleiding (zie foto 6 van fotobijlage), hieronder waren toen geen karkassen aanwezig.
Daarna ging ik naar de oude karkassenkoelcel en daar zag ik tientallen condensdruppels hangen aan de baan naast en boven de varkenskarkassen die voorzien waren van een gezondheidsmerk/ EG-merk ‘NL 121 EG’ voor humane consumptie (zie foto's 3 en 4 van fotobijlage). Vervolgens zag ik dat aan het hangwerk tientallen condensdruppels hingen, direct boven de 'naakte' karkassen die de oude karkassenkoelcel binnenkwamen via de baan (zie foto's 7 t/m 10 van fotobijlage). Deze karkassen waren voorzien van een gezondheidsmerk/ EG-merk ‘NL 121 EG’ en derhalve geschikt verklaard voor humane consumptie. De meeste condensdruppels aan dit hangwerk vertoonden bruine verkleuring, wat betekent dat hangwerk niet schoon was.
Vervolgens ging ik naar de medewerker kwaliteitsdienst, [naam] , en heb hem op de hoogte gebracht van mijn bevindingen. Deze heeft aan halchef de opdracht gegeven om de band te stoppen, het hangwerk te laten moppen en de karkassen te flamberen.
Condens vanaf een oppervlak kan karkassen/vlees verontreinigen. Condens kan potentieel Listeria spp. of andere ziekteverwekkers bevatten.
Ik zag dat de vorming van condens op oppervlakken niet werd voorkomen.
3. Op grond van het rapport van bevindingen heeft verweerder vastgesteld dat eiseres het volgende beboetbare feit heeft gepleegd: “De vorming van condens op oppervlakken werd niet voorkomen.”
Volgens verweerder heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 2.4, eerste lid, onder c, van de Regeling dierlijke producten, en met artikel 4, tweede lid, en Bijlage II, hoofdstuk I, punt 2, onder b, van Verordening 852/2004. [1] Verweerder heeft eiseres daarvoor een boete opgelegd van € 2.500,-.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseres het beboetbare feit heeft gepleegd en of verweerder daarvoor terecht een boete heeft gegeven. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. Eiseres voert aan dat geen condens in de ruimte zelf is geconstateerd (de plafonds en wanden waren vrij van condens) en dat de bedrijfsruimte dus voldeed aan de eis dat daar condensvorming moet worden voorkomen. Bovendien bestonden de geconstateerde druppels aan de uitrustingstukken voornamelijk uit poets-, spoel-, spat- en bluswater. Op foto 1 bij het rapport is sproeiwater te zien, afkomstig van het schoonmaken van de vloer met een hoge druk spuit met warm water. Als er wat langer wordt schoongemaakt op één plek, kan er meer waterdamp ontsnappen en dat kan tegen de koude metalen delen neerslaan. De leidingen die op foto 1 tot en met 5 te zien zijn, hangen bovendien niet boven plaatsen waar karkassen hangen en de leiding op foto 6 is van de sprinklerinstallatie die tegen het plafond op ongeveer 5 meter hoogte zit en voor een groot deel geïsoleerd is, om zelfs deze druppelvorming te voorkomen. Verder hangen de druppels op foto 7, 8, 9 en 10 aan geleidingen van de aanvoerbaan in de karkassen cel en die druppels ontstaan doordat de nog half warme karkassen uitdampen. Daarbij is niet altijd te voorkomen dat de warme vochtige lucht tegen de koude RVS-geleiding slaat; daarvoor heeft eiseres een mop-protocol. Er was in dit geval slechts sprake van condensvorming aan metalen delen van uitrustingsstukken en niet aan wanden of plafonds, aldus eiseres.
6.1.
De rechtbank stelt vast dat eiseres niet betwist dat in twee karkassencellen waterdruppels hingen aan leidingen, hangwerk en banen. Op grond van Bijlage II, hoofdstuk I, punt 2, onder b, van Verordening 852/2004 moeten de indeling, het ontwerp, de constructie, de ligging en de afmetingen van ruimtes voor levensmiddelen zodanig zijn dat (onder meer) de vorming van condens op oppervlakken wordt voorkomen. Anders dan eiseres stelt is van een overtreding van dit voorschrift niet slechts sprake als er condens op wanden en/of plafonds is aangetroffen. Ook leidingen, hangwerk en banen zijn immers oppervlakken en maken deel uit van de constructie van een ruimte. Op die oppervlakken heeft de toezichthouder waterdruppels zien hangen en volgens de toezichthouder ging het daarbij om condens. Ook als schoonmaakwater de oorzaak vormt van of heeft bijgedragen aan de condensvorming doet dat aan de feitenvaststelling en kwalificatie niet af. [2] In dit geval is op meerdere plekken in twee verschillende ruimtes condens geconstateerd en die mate van condensvorming doet veronderstellen dat daaraan gebreken in de constructie ten grondslag lagen. Daarbij merkt de rechtbank op dat verweerder voor vaststelling van deze overtreding niet hoeft te onderzoeken welke gebreken in de indeling, het ontwerp, de constructie, ligging en afmetingen van de ruimte tot de condensvorming hebben geleid. [3] Het gaat bij genoemd voorschrift om een resultaatsverplichting. Reeds daarom kan het betoog van eiseres dat condens niet is te voorkomen en dat zij daarom een mop-protocol heeft, niet slagen. Bovendien, ook als condensvorming bij eiseres niet volledig is te voorkomen, mag verweerder wel van eiseres verlangen dat zij, indien condens zich op een oppervlak bevindt, dit direct verwijdert. Het mop-protocol van eiseres heeft er kennelijk niet toe geleid dat dat ook in dit geval is gebeurd. Anders dan eiseres meent blijkt bovendien uit het rapport van bevindingen en de daarbij gevoegde foto’s dat een groot deel van de aangetroffen condensdruppels in de nabijheid van vlees hing. In dat geval geldt te meer dat condens direct moeten worden verwijderd om zo contaminatie van het vlees door de druppels – die na enige tijd niet meer zichtbaar zijn – te voorkomen.
6.2.
Verweerder heeft dus terecht vastgesteld dat eiseres Bijlage II, hoofdstuk I, punt 2, aanhef en onder b, van Verordening 852/2004 heeft overtreden. Verweerder was bevoegd om eiseres daarvoor een boete op te leggen. [4] Eiseres heeft geen gronden gericht tegen de hoogte van de opgelegde boete. Ambtshalve ziet de rechtbank ook geen reden om de boete onevenredig te achten.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is dus ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.M. Goossens, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2025.
de rechter is verhinderd
deze uitspraak te tekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kunnen zij de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kunnen zij de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004
2.Zoals ook het CBb heeft overwogen in ECLI:NL:CBB:2022:145 en ECLI:NL:CBB:2023:299
4.Op grond van artikel 8.7 van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 6.2, eerste lid, en artikel 8.6 van de Wet dieren en artikel 2.4, eerste lid, aanhef en onder c, van de Regeling dierlijke producten