ECLI:NL:RBROT:2025:8142

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
8 juli 2025
Zaaknummer
ROT 24/2009
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting in Rotterdam

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 10 juli 2025, wordt het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam beoordeeld. Eiser had een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting ontvangen, welke hij aanvecht. De heffingsambtenaar had het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en de naheffingsaanslag gehandhaafd. De rechtbank behandelt het beroep en constateert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bezig was met onmiddellijk laden en lossen van goederen, zoals hij betoogde. De rechtbank wijst erop dat de parkeerder een onderzoeksplicht heeft en dat de verschuldigdheid van parkeerbelasting voldoende kenbaar was. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen griffierecht terug en geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/2009

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam

(gemachtigden: J. el Geghaoui en W. Bandhoe).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 20 februari 2024.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan eiser een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft daarbij de naheffingsaanslag gehandhaafd.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
Eiser heeft een nadere reactie ingediend.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 6 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van de heffingsambtenaar.

Feiten

2. De heffingsambtenaar heeft eiser bij beschikking van 5 januari 2024 een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd ( [vorderingsnummer] ).
2.1.
De naheffingsaanslag beloopt in totaal € 68,42, bestaande uit € 1,92 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 66,50 aan naheffingskosten. De (beweerde) parkeeractie (met [kenteken] ) heeft op 24 december 2023 om 20:46 uur plaatsgevonden op [adres] in Rotterdam.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht opgelegd?
5. Eiser voert aan dat er geen sprake was van parkeren maar van laden en lossen. Verder betoogt eiser dat hij niet wist dat er op [adres] parkeerbelasting betaald moest worden. Bij het inrijden van de straat heeft eiser geen bord gezien.
Laden en lossen
6. Ter zitting heeft eiser een e-mail overgelegd waaruit blijkt dat hij een afspraak had om 21:15 uur op [adres] . De rechtbank begrijpt het standpunt van de heffingsambtenaar zo dat eiser wel aannemelijk heeft gemaakt dat er op enig moment sprake was van laden en lossen, maar dat de auto er langer heeft gestaan dan nodig was voor het enkel laden en lossen van zaken. Er is dus geen sprake van laden en lossen in de zin van de wet volgens de heffingsambtenaar.
6.1.
Onder parkeren wordt verstaan: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op de binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden. [1]
6.2.
Onder “onmiddellijk laden en lossen” dient te worden verstaan het bij voortduring inladen of uitladen van zaken van enige omvang of enig gewicht, onmiddellijk nadat het voertuig tot stilstand is gebracht en gedurende de tijd die daarvoor nodig is. Het moet gaan om zaken van een zodanige omvang of gewicht dat zij niet of bezwaarlijk op een andere wijze dan per voertuig ter plaatse kunnen worden gehaald of gebracht. [2] De bewijslast dat sprake was van onmiddellijk laden en lossen, rust op degene die zich op deze uitzondering beroept. [3]
6.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij op het moment dat de scanauto langsreed bezig was met het onmiddellijk laden en lossen van zaken. Uit de foto’s die de scanauto van de auto heeft gemaakt, blijkt dat de auto op een parkeerplaats stond, dat de ramen en portieren gesloten waren en dat zich niemand in de nabijheid van de auto bevond. Ook zijn geen goederen te zien aan de binnenzijde van de auto of in de omgeving van de auto. Op de foto’s van de parkeeractie is niets zichtbaar dat op laden en lossen duidt. De rechtbank wil best aannemen dat eiser op enig moment voorafgaand aan zijn optreden spullen naar boven heeft gebracht en dat in dat kader sprake kan zijn geweest van laden en lossen gedurende enige tijd, maar dat de auto daar op het moment van het scannen alleen stond gedurende de tijd die nodig was voor het onmiddellijk laden en lossen is niet aannemelijk gemaakt.
Kenbaarheid betaald parkeren
7. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat het voor hem niet kenbaar was dat op [adres] betaald parkeren geldt. Volgens vaste rechtspraak heeft de parkeerder een onderzoeksplicht voorafgaande aan het parkeren. [4] De onderzoeksplicht houdt onder meer in dat de parkeerder nagaat of op de plek waar hij wil parkeren parkeerbelasting verschuldigd is. De verschuldigdheid van parkeerbelasting is voldoende kenbaar indien dit blijkt uit de aanwezigheid van parkeerapparatuur, borden met informatie over het geldende parkeerregime of andere aanwijzingen in de nabijheid van de parkeerplaats. Uit de door de heffingsambtenaar overgelegde foto’s en de toelichting ter zitting blijkt dat nabij de desbetreffende locatie, een parkeerautomaat aanwezig was. Gelet op de hiervoor genoemde onderzoeksplicht is het (eventueel) missen van de parkeerautomaat een omstandigheid die voor rekening en risico van eiser moet blijven. De beroepsgrond slaagt niet.
Menselijke maat
8. Volgens eiser had de heffingsambtenaar de menselijke maat moeten toepassen bij de beoordeling. Het opleggen van een naheffingsaanslag is echter een gebonden beslissing. Dat betekent dat de heffingsambtenaar op grond van de wet eigenlijk geen beoordelingsruimte heeft. Als er niet is betaald zonder goede reden, zoals onvoldoende tijd om de betaling te voldoen of een situatie van overmacht, wordt volgens de wet een naheffingsaanslag opgelegd. Van zo’n goede reden is hier geen sprake. De wet biedt de heffingsambtenaar dan geen nadere beoordelingsruimte. De rechtbank heeft in beginsel ook geen mogelijkheid dit nader te toetsen. [5] De beroepsgrond slaagt niet.
9. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de naheffingsaanslag in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Laukens, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.S.Y. Verweij, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2025.
griffier
rechter

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Den Haag waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Den Haag vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 225, tweede lid, van de Gemeentewet.
2.HR 10 juni 1975, nr. 67 757, NJ 1975/481.
3.HR 17 januari 2025, ECLI:NL:HR:2025:90
4.Gerechtshof Den Haag 9 juli 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:2020.
5.Vgl. Hoge Raad 25 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1535.