ECLI:NL:RBROT:2025:6142
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering door UWV op basis van geschiktheid voor eigen arbeid
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 27 mei 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. B.B.A. Willering, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), vertegenwoordigd door mr. H. Woltman. Eiseres had een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend, die door het UWV was afgewezen op basis van de conclusie dat zij geschikt werd geacht voor haar eigen arbeid. Eiseres had zich eerder ziek gemeld na een ongeval en had in 2021 een WIA-uitkering aangevraagd. Het UWV had in eerdere besluiten vastgesteld dat eiseres deels in haar eigen functie was hervat en dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was, waardoor zij niet in aanmerking kwam voor de uitkering.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres behandeld op 14 mei 2025. Eiseres voerde aan dat zij recht had op een WIA-uitkering en overhandigde een rapport van een arts-medisch adviseur dat meer beperkingen vaststelde dan in de door het UWV gehanteerde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het UWV terecht had geconcludeerd dat eiseres geschikt was voor haar eigen werk. De rechtbank heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek door het UWV zorgvuldig was uitgevoerd en dat de conclusies van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige voldoende onderbouwd waren.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat het UWV terecht de WIA-uitkering aan eiseres heeft geweigerd. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van de proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.