ECLI:NL:RBROT:2025:5069
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de vaststelling van een dwangsom door het UWV in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV, waarin een dwangsom van € 812,00 is toegekend wegens het te laat beslissen op haar Wet WIA-aanvraag. Het primaire besluit dateert van 1 juli 2024, en het bestreden besluit van 9 oktober 2024 bevestigde deze dwangsom. Eiseres heeft op 10 april 2025 haar zaak voor de rechtbank gebracht, waar de gemachtigde van zowel eiseres als het UWV aanwezig waren. De rechtbank heeft de hoogte van de dwangsom beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiseres, waarbij zij een beroepsgrond inzake de hoorplicht onbesproken heeft gelaten. De rechtbank concludeert dat het UWV de dwangsom terecht heeft vastgesteld op € 812,00, en dat de dwangsom correct is berekend tot en met 27 juni 2024, de datum waarop het besluit aan eiseres is verzonden. Eiseres had betoogd dat de dwangsom tot en met 5 juli 2024 had moeten worden berekend, maar de rechtbank oordeelt dat de bekendmaking van het besluit op 27 juni 2024 heeft plaatsgevonden. De rechtbank wijst het beroep van eiseres af, waardoor zij geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.