ECLI:NL:RBROT:2025:4904

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
ROT 24/241 en ROT 24/495
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boetes opgelegd aan eiseres wegens overtredingen van de Wet dieren met betrekking tot hygiëne van levensmiddelen

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 25 april 2025, worden twee beroepen van eiseres behandeld tegen bestuurlijke boetes van elk € 5.000,- opgelegd door de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur. De boetes zijn opgelegd wegens overtredingen van de Wet dieren, specifiek met betrekking tot het niet beschermen van levensmiddelen tegen verontreiniging. In de eerste zaak (ROT 24/241) oordeelt de rechtbank dat de minister niet bevoegd was om een boete op te leggen, omdat de overtreding niet bewezen kon worden. De rechtbank vernietigt het besluit van de minister en herroept de boete. In de tweede zaak (ROT 24/495) oordeelt de rechtbank dat de minister wel bevoegd was om de boete op te leggen, omdat de overtreding wel degelijk was vastgesteld. De rechtbank bevestigt de boete in deze zaak. De uitspraak benadrukt het belang van de hygiënevoorschriften in de voedselveiligheid en de verantwoordelijkheden van de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 24/241 en ROT 24/495

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 april 2025 in de zaken tussen

[eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.J.J.E. Stassen),
en
de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, voorheen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de minister
(gemachtigde: mr. M. Kool).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres tegen twee aan haar opgelegde bestuurlijke boetes van elk € 5.000,- vanwege overtredingen van bij of krachtens de Wet dieren gestelde voorschriften. Hiertoe heeft de minister met twee afzonderlijke besluiten van 4 augustus 2023 besloten.
1.1.
Met de bestreden besluiten van 24 november 2023 (ROT 24/241) en 27 november 2023 (ROT 24/495) op de bezwaren van eiseres is de minister bij die besluiten gebleven.
1.2.
De minister heeft op de beroepen gereageerd met afzonderlijke verweerschriften.
1.3.
De rechtbank heeft de beroepen op 20 maart 2025 op zitting behandeld samen met het beroep in zaak ROT 24/517. Hieraan hebben deelgenomen: namens eiseres bestuurder [persoon 1] en bedrijfsdierenarts [persoon 2], de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister, vergezeld door [persoon 3] , werkzaam als toezichthoudend dierenarts bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).
1.4.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting in zaak ROT 24/495 geschorst om de minister in de gelegenheid te stellen een ontbrekend stuk in te dienen. Ook heeft de griffier een door eiseres ter zitting aan de rechtbank overhandigd stuk aan de minister toegezonden. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek in die zaak op 25 maart 2025 gesloten.

Totstandkoming van de besluiten

2. De minister heeft zijn besluiten gebaseerd op twee rapporten van bevindingen, opgemaakt door toezichthouders van de NVWA, te weten het rapport van bevindingen van 9 februari 2023 (2023/177010/145144) in de zaak met kenmerk ROT 24/241 en het rapport van bevindingen van 13 februari 2023 (2023/177150/145385) in de zaak met kenmerk ROT 24/495.
In de zaak met kenmerk ROT 24/241
2.1.
Op 3 juli 2023 heeft de minister zijn voornemen kenbaar gemaakt om aan eiseres een bestuurlijke boete op te leggen. Eiseres heeft geen zienswijze op dit voornemen naar voren gebracht.
2.2.
Bij besluit van 4 augustus 2023 (boetezaaknummer 202301278) heeft de minister aan eiseres een bestuurlijke boete van € 5.000,- opgelegd vanwege het volgende beboetbare feit:
Levensmiddelen werden niet in alle stadia van de verwerking beschermd tegen elke vorm van verontreiniging waardoor het vlees ongeschikt kan worden voor menselijke consumptie, schadelijk kan worden voor de gezondheid, dan wel op een zodanige wijze kan worden verontreinigd dat het redelijkerwijze niet meer in die staat kan worden geconsumeerd.
Volgens de minister heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 2.4, eerste lid, aanhef en onder c, van de Regeling dierlijke producten, en gelezen in samenhang met artikel 4, tweede lid, en Bijlage II, hoofdstuk IX, onder 3, van Verordening (EG) nr. 852/2004 (Vo. 852/2004).
De minister heeft het boetebedrag op grond van artikel 2.5 van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren verhoogd, omdat eiseres op 3 april 2020 (boetezaaknummer 201902641) eerder is beboet voor dezelfde overtredingen en er nog geen vijf jaar verlopen zijn sinds die eerdere boete onherroepelijk is geworden. De boete is gelijk aan de som van de voor de overtreding op te leggen boete (€ 2.500,-) en de voor die eerdere overtreding opgelegde boete (€ 2.500,-).
2.3.
Het bestreden besluit berust – samengevat – op de volgende overwegingen. Onverpakt varkensvlees dat goedgekeurd was voor humane consumptie kwam in aanraking met de buitenkant van een plastic verpakking waarop uitgedroogde oude vetresten aanwezig waren. Ook kwam dat vlees in aanraking met de buitenkant van kratten waarop zwarte strepen en uitgedroogde oude vetresten aanwezig waren. Dat betekent dat sprake was van een overtreding, namelijk het onvoldoende beschermen van levensmiddelen tegen elke vorm van verontreiniging. De toezichthouder heeft vastgesteld dat de buitenkant van de kratten in dit geval niet schoon was en de minister heeft geen enkele reden om aan deze vaststelling te twijfelen. Eiseres is terecht een bestuurlijke boete opgelegd en die boete is terecht verhoogd in verband met recidive.
In de zaak met kenmerk ROT 24/495
2.4.
Op 4 juli 2023 heeft de minister zijn voornemen kenbaar gemaakt om aan eiseres een bestuurlijke boete op te leggen. Eiseres heeft geen zienswijze op dit voornemen naar voren gebracht.
2.5.
Bij besluit van 4 augustus 2023 (boetezaaknummer 202301322) heeft de minister aan eiseres een bestuurlijke boete van € 5.000,- opgelegd vanwege het volgende beboetbare feit:
Levensmiddelen werden niet in alle stadia van de productie, verwerking en distributie beschermd tegen elke vorm van verontreiniging waardoor het vlees ongeschikt kan worden voor menselijke consumptie, schadelijk kan worden voor de gezondheid, dan wel op een zodanige wijze kan worden verontreinigd dat het redelijkerwijze niet meer in die staat kan worden geconsumeerd.
Volgens de minister heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 2.4, eerste lid, aanhef en onder c, van de Regeling dierlijke producten, en gelezen in samenhang met artikel 4, tweede lid, en Bijlage II, hoofdstuk IX, onder 3, van Vo. 852/2004.
De minister heeft ook in deze zaak een verhoogde boete opgelegd in verband met recidive.
2.6.
Het bestreden besluit berust – samengevat – op de volgende overwegingen. Op de foto bij het rapport van bevindingen is te zien dat er naakt vlees tegen de plastic verpakking aan kwam. Dat de kratten nooit bestickerd zouden worden, zoals eiseres aanvoert, doet niet af aan het feit dat de toezichthouder wel resten van stickers op de kratten heeft zien zitten. Naast dat er oude ingedroogde vetresten zijn geconstateerd, betekent dat dat sprake was van een overtreding, namelijk het onvoldoende beschermen van levensmiddelen tegen elke vorm van verontreiniging. Verder kan het niet zo zijn dat een intern protocol voor gevallen vlees de hygiënebepalingen in de Vo. 852/2004 opzijzet. Niet is gebleken dat er conform de werkinstructie is gehandeld. De op de grond gevallen hammen zijn zonder enige inspectie aan de haak teruggehangen. Pas na een melding van de toezichthouder werd het vlees gescheiden en geïnspecteerd. De overtreding was toen al een feit omdat eiseres daar niet meteen uit eigen beweging op heeft geacteerd conform haar werkinstructie. De minister kan eiseres dus niet volgen ten aanzien van haar stelling dat er door de toezichthouder te snel zou zijn ingegrepen. Eiseres is terecht een bestuurlijke boete opgelegd en die boete is terecht verhoogd in verband met recidive.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid en evenredigheid van de aan eiseres opgelegde bestuurlijke boetes. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. Het beroep met kenmerk ROT 24/241 is gegrond. Het beroep met kenmerk ROT 24/495 is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van de beroepen belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Zaak ROT 24/241 en zaak ROT 24/495 (eerste constatering)
Heeft eiseres levensmiddelen niet in alle stadia beschermd tegen verontreiniging?
5. Eiseres voert in beide zaken aan dat er sprake was van een schone koelcel, van folie dat voor de eerste keer werd gebruikt, juist om de gevraagde bescherming te bieden, en van schoongemaakte kratten (dolavs). De folie komt nota bene vers van een rol en is niet eerder gebruikt dan in het krat. Het bestaan van oude resten op die folie is dan onmogelijk. Vanwege de schoonmaak van het krat kunnen ook daar geen oude vetresten op zitten. Daar komt bij dat niet is gemotiveerd waarom de vetresten oud zouden zijn en hoe oud deze dan zouden zijn. Verder is op geen enkele wijze vastgesteld wat de beweerdelijke zwarte strepen precies waren. Er zijn geen foto’s en het is niet onderzocht of het bijvoorbeeld gewoon een kleurafwijking in het plastic is in plaats van een streep vuil. Ook is op geen enkele wijze vastgesteld wat de beweerdelijke stickerresten precies waren. Er zijn geen foto’s waarop dit is te zien en het is niet onderzocht. Eiseres handhaaft haar standpunt dat deze kratten nooit bestickerd worden.
Ter onderbouwing van haar stelling dat de buitenkant van de kratten schoon zijn heeft eiseres ter zitting gewezen op de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) van 4 maart 2025, ECLI:NL:CBB:2025:123.
5.1.
De rechtbank stelt voorop dat het vaste rechtspraak [1] van het CBb is dat in gevallen waarin boetes zijn opgelegd de bewijslast dat sprake is van een overtreding, gelet op het vermoeden van onschuld, rust op het bestuursorgaan dat de boete heeft opgelegd. De minister moet daarom het bewijs leveren dat eiseres de overtredingen heeft gepleegd en moet daartoe de feiten deugdelijk vaststellen.
5.2.
De rechtbank overweegt in de eerste plaats dat de verwijzing door eiseres naar de uitspraak van het CBb van 4 maart 2025 in deze zaken niet opgaat. Zoals de minister ter zitting terecht heeft opgemerkt, was in die zaak door de toezichthouder in het rapport van bevindingen aangenomen dat sprake was van een verontreiniging van vlees omdat dit in aanraking was gekomen met de buitenkant van een dolav terwijl uit dat rapport niet volgde dat de toezichthouder enige verontreiniging op de buitenkant van de dolav had waargenomen. In de rapporten van bevindingen van 9 en 13 februari 2023 staat wel dat de toezichthouder verontreiniging aan de buitenkant van de plastic verpakking en de kratten heeft waargenomen.
Zaak ROT 24/241
5.2.1.
In het rapport van bevindingen van 9 februari 2023 staat: “
Ik zag daar dat er haken met onverpakt varkensvlees, dat is goedgekeurd voor humane consumptie voorzien van EG stempel, fysiek contact maakten met de buitenkant van een plastic verpakking. Ik zag dat er aan de buitenkant van deze plastic verpakking uitgedroogde oude
vetresten aanwezig waren. Deze plastic verpakking was niet schoon aan de buitenkant, zie foto 1. Ik zag dat onverpakt varkensvlees goedgekeurd voor humane consumptie voorzien van EG-sticker, aan haken fysiek contact maakt met de buitenkant van kratten. Ik zag dat er aan de buitenkant van deze kratten zwarte strepen en uitgedroogde oude vetresten aanwezig waren. De buitenkant van deze kratten was niet schoon, zie foto 2.”Bij het rapport zitten twee foto’s met de volgende omschrijvingen: “
1. Vlees aan haak maakt fysiek contact met buitenkant plastic verpakking. Deze is niet schoon aan de buitenkant” en “
2. Vlees aan haak maakt fysiek contact met buitenkant krat. Krat is niet schoon aan de buitenkant”.
5.2.2.
De rechtbank stelt vast dat in het rapport van bevindingen de toezichthouder ter onderbouwing van de constatering dat op de buitenkant van de plastic verpakking uitgedroogde oude vetresten zaten en op de buitenkant van de kratten zwarte strepen en uitgedroogde oude vetresten volstaat met een verwijzing naar deze foto’s. Het door de toezichthouder gestelde vuil is op deze foto’s echter niet te zien. Ter zitting hebben de gemachtigde van de minister en [persoon 3] – die overigens niet de toezichthoudend dierenarts is die het rapport van bevindingen heeft opgemaakt – op vragen van de rechtbank verklaard dat het gestelde vuil op de buitenkant van het plastic en op de buitenkant van het krat inderdaad niet op de foto’s is te zien. Als verklaring hiervoor is gegeven dat de toezichthoudend dierenarts het vuil waarschijnlijk wel heeft gezien, maar dat het niet mogelijk was om dit goed op de foto te krijgen. Zoals namens eiseres ter zitting echter opgemerkt, is op foto 2 te zien dat het vlees hoog tegen de krat is opgestapeld. De toezichthouder zou de vervuiling alleen kunnen hebben gezien als het vlees zou zijn weggehaald. In het rapport staat echter niet dat dit is gebeurd.
5.3.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het rapport van bevindingen van 9 februari 2023 en de daarbij gevoegde foto’s onvoldoende grond bieden voor het standpunt van de minister dat sprake is van een overtreding. De overtreding is dan ook niet bewezen. De minister was dus niet bevoegd in deze zaak een boete op te leggen.
Zaak 24/495 (eerste constatering)
5.3.1.
In het rapport van bevindingen van 13 februari 2023 staat: “
Ik zag dat onverpakt vlees aan de haak fysiek contact maakte met de buitenkant van een plastic verpakking, zie foto 1 en 2. Ik zag dat er uitgedroogde oude vetresten op de buitenkant van de plastic verpakking aanwezig waren. Ik zag dat de plastic verpakking niet schoon was aan de buitenkant, hierdoor kan het vlees verontreinigd raken. En ik zag daar dat er haken met onverpakt vlees fysiek contact maakten met de buitenkant van kratten, zie foto 3. Ik zag uitgedroogde oude vetresten en stickerresten op de buitenkant van deze kratten. Ik zag dat de kratten niet schoon waren aan de buitenkant, hierdoor kan het vlees verontreinigd raken.” Bij het rapport zitten drie foto’s met de volgende omschrijvingen: “
1. Vlees aan haak maakt fysiek contact met buitenkant plastic verpakking. Dit is niet schoon aan de buitenkant.”, “
2. Vlees aan haak maakt fysiek contact met buitenkant plastic verpakking. Dit is niet schoon aan de buitenkant.” en “
3. Vlees aan haak maakt fysiek contact met buitenkant krat. Krat is niet schoon aan de buitenkant.”.
5.3.2.
De rechtbank stelt vast dat op de foto’s 1 en 2 is te zien dat onverpakt vlees contact maakt met de buitenkant van de plastic verpakking en dat op foto 3 is te zien dat onverpakt vlees contact maakt met de buitenkant van de krat. Daarvoor is in het rapport ook verwezen naar de foto’s. Voor de constatering dat er uitgedroogde oude vetresten zaten aan de buitenkant van de plastic verpakking en uitgedroogde oude vetresten en stickerresten aan de buitenkant van de krat heeft de toezichthouder in het rapport niet verwezen naar de foto’s. Uit het rapport volgt dan ook niet dat de foto’s dienen als onderbouwing van die constatering. In zoverre verschilt deze laatste bevinding dus met de bevindingen in het rapport dat aan zaak ROT 24/241 ten grondslag is gelegd.
5.3.3.
In het verweerschrift heeft de minister gesteld dat een vettige substantie op de verpakkingsfolie is te zien waartegen het vlees aankwam waarbij is gewezen op foto 1 bij het rapport. Ter zitting is daarnaast opgemerkt dat op foto 3 vetresten op de krat zijn te zien.
5.3.4.
De rechtbank is van oordeel dat op de foto’s de vettige substantie op de verpakkingsfolie en de vetresten op de krat niet goed zijn te zien. De minister stelt zich echter terecht op het standpunt dat het vaste rechtspraak is dat foto’s slechts dienen ter illustratie en dat het gaat om de bevindingen in het rapport van bevindingen. Voor zover de foto’s die bij het rapport zijn gevoegd de gestelde overtreding niet onderbouwen, is dat ook niet nodig indien het rapport zelf voldoende duidelijkheid geeft over hetgeen is geconstateerd. [2] De rechtbank is van oordeel dat dat laatste het geval is. De rechtbank merkt daarbij wel op dat het wenselijk is dat de toezichthoudend dierenarts een rapport van bevindingen in dit soort zaken voorziet van duidelijke foto’s van daarin gemelde constateringen zodat daarover geen discussie kan zijn.
5.4.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de minister reeds op grond van het voorgaande de overtreding heeft bewezen en daarom in deze zaak bevoegd was daarvoor de bestuurlijke boete aan eiseres op te leggen.
Zaak ROT 24/495 (tweede constatering)
Heeft eiseres ten onrechte niet de kans gekregen om te handelen volgens haar protocol?
6. Eiseres voert met betrekking tot het gevallen vlees – kort samengevat – aan dat zij niet de kans heeft gekregen om haar eigen protocol te volgen. Dit protocol werd gevolgd en de hammen zouden opgeknapt gaan worden. Door de interventie van de toezichthouder is dat onmogelijk gemaakt.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
6.2.
In het rapport van bevindingen schrijft de toezichthouder dat hij heeft waargenomen dat er hammen in de snijzaal op de grond vielen die meteen, zonder inspectie, terug aan de haak werden gehangen. Doordat er geen inspectie is gedaan, is mogelijke verontreiniging van het vlees niet verwijderd. Als de ham terug wordt opgehangen aan de vleeshaak, kan die ham mogelijk ander vlees verontreinigen. Als de ham op de vleeshaak wordt gehangen zonder inspectie is het moeilijk om nog te identificeren om welke ham het gaat. Ook schrijft de toezichthouder dat hij dit heeft gemeld bij de chef van de snijzaal en daarna bij de bedrijfsverantwoordelijke. De toezichthouder zag, nadat hij dit had gemeld, dat het vlees werd gescheiden van verontreinigde oppervlakken en werd geïnspecteerd door medewerkers van eiseres.
6.2.1.
In het rapport van bevindingen van 13 februari 2023 heeft de toezichthouder dus uitgelegd waarom hij heeft geconcludeerd dat levensmiddelen niet in alle stadia van de verwerking werden beschermd tegen elke vorm van verontreiniging waardoor de levensmiddelen ongeschikt kunnen worden voor menselijke consumptie, schadelijk worden voor de gezondheid, dan wel op zodanige wijze kunnen worden verontreinigd dat zij redelijkerwijze niet meer in die staat kunnen worden geconsumeerd. De rechtbank ziet in beginsel geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van dit rapport van bevindingen.
6.3.
Ter zitting heeft de gemachtigde van de minister (nogmaals) toegelicht dat het vlees in alle stadia moet worden beschermd. Op het moment dat vlees valt is verontreiniging al aan de orde. De minister snapt dat dit een keer kan gebeuren. Daarom kijkt een toezichthoudend dierenarts hoe eiseres hiermee omgaat. Als dat op de juiste manier gebeurt, dan wordt het probleem meteen verholpen en legt de minister geen boete op.
6.4.
De rechtbank is gebleken dat de minister eiseres in bezwaar heeft gevraagd om haar werkinstructie “WI000.008 opknappen gevallen varkenskarkassen en vlees” (hierna: het protocol) toe te sturen, maar de minister heeft dit stuk niet aan de rechtbank overgelegd als een op de zaak betrekking hebbend stuk. De gemachtigde van eiseres heeft de rechtbank daarom ter zitting zijn exemplaar van dit protocol overhandigd. Ter zitting is echter gebleken dat dit een andere versie is dan die de gemachtigde van de minister in haar dossier had.
6.4.1.
In het ter zitting door eiseres aan de rechtbank overhandigde protocol staat onder het kopje “5 verantwoordelijkheden en bevoegdheden” het volgende (onderstreping door de rechtbank):
“Alle medewerkers die gevallen karkassen, onderdelen of uitgebeende delen
terug ophangenof in kratten plaatsen zijn verantwoordelijk voor het correct opvolgen van de instructies. (…)”
In het door de minister na de zitting overgelegde protocol (dat eiseres in de bezwaarfase aan de minister heeft opgestuurd) staat onder datzelfde kopje het volgende (onderstreping door de rechtbank):
“Alle medewerkers die gecontamineerde karkassen of vleesonderdelen uit het proces nemen en
op een daartoe aangewezen plek ophangen / leggenen zijn verantwoordelijk voor het correct opvolgen van de instructies. (…).”
6.4.2.
Hoe het mogelijk is dat beide partijen een versie van het protocol hebben met ingangsdatum 3 september 2022 en revisienummer 004, terwijl die versies inhoudelijk van elkaar verschillen, is niet opgehelderd. Dit kan naar het oordeel van de rechtbank echter in het midden blijven, nu de minister op pagina 7 van het bestreden besluit terecht heeft overwogen dat het protocol de hygiënebepalingen in Vo. 852/2004 niet opzij kan zetten. De rechtbank moet dus beoordelen of de minister heeft bewezen dat eiseres die hygiënebepalingen heeft overtreden.
6.4.3.
Met de minister is de rechtbank van oordeel dat – ongeacht wat in het protocol staat vermeld – uit het rapport van bevindingen blijkt dat de medewerker van eiseres geen verdere actie ondernam na het terughangen van de hammen totdat de toezichthouder zijn bevindingen deelde met twee verschillende verantwoordelijke medewerkers van eiseres. Gelet op het doel van Vo. 852/2004 – het waarborgen van een hoog niveau van bescherming van de volksgezondheid – en het gevaar dat gepaard gaat met een dergelijke verontreiniging, had de medewerker van eiseres die verdere actie onmiddellijk moeten nemen.
6.4.4.
Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat het haar onduidelijk is hoe eiseres met haar protocol denkt te kunnen voorkomen dat ander vlees wordt besmet. Doordat degene die het gevallen en daarmee verontreinigde vlees
terughangt tussen het schone vlees volgens het protocol moet weglopen om een verantwoordelijke erbij te halen, ontstaat immers het risico op vergissingen, namelijk dat bij terugkomst het verkeerde vlees wordt aangewezen als vlees dat nader moet worden geïnspecteerd, waardoor het verontreinigde vlees niet wordt geïnspecteerd, en het risico dat het verontreinigde vlees in aanraking komt met het andere, schone vlees. De versie van het protocol die eiseres in bezwaar heeft overgelegd verschilt juist op dat onderdeel van de versie die de rechtbank ter zitting van eiseres heeft ontvangen. De rechtbank is van oordeel dat de versie die eiseres ter zitting aan de rechtbank heeft overhandigd niet in overeenstemming is met Vo. 852/2004. Voor de goede orde merkt de rechtbank ook nog op dat zij in geen van beide versies van het protocol leest dat het vlees na het terughangen wordt “gemerkt”, zoals eiseres in bezwaar heeft aangevoerd.
7. Op grond van het voorgaande is komen vast te staan dat eiseres een overtreding heeft begaan van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 2.4, eerste lid, aanhef en onder c, van de Regeling dierlijke producten, en gelezen in samenhang met artikel 4, tweede lid, en Bijlage II, hoofdstuk IX, onder 3, van Vo. 852/2004. De minister was bevoegd voor die overtreding een bestuurlijke boete aan eiseres op te leggen.
Hoogte en evenredigheid van de opgelegde bestuurlijke boete
8. Eiseres heeft geen gronden aangevoerd die zien op de hoogte van het basisboetebedrag dan wel op de verhoging daarvan in verband met recidive. Zij heeft ook geen andere feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de hoogte van de opgelegde bestuurlijke boete onevenredig moet worden geacht, bijvoorbeeld in verband met de financiële situatie van de onderneming. Daarom heeft de minister geen aanleiding hoeven zien om met toepassing van artikel 5:46, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) af te wijken van het wettelijk stelsel van gefixeerde boetes.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep in zaak ROT 24/495 is ongegrond. Dit betekent dat het boetebesluit van 4 augustus 2023 (boetezaaknummer 202301322) in stand blijft.
10. Het beroep in zaak ROT 24/241 is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met in strijd is met de artikelen 3:2, 3:46 en 7:12, eerste lid, van de Awb. Dit betekent dat de minister het boetebesluit van 4 augustus 2023 (boetezaaknummer 202301278) onzorgvuldig heeft voorbereid en onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres de overtreding volgens hem heeft gepleegd.
De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit van 24 november 2023. Zij neemt met toepassing van artikel 8:72a van de Awb nu zelf een beslissing en zal het boetebesluit van 4 augustus 2023 (boetezaaknummer 202301278) herroepen. Dit betekent dat de boete vervalt.
10.1.
Omdat het beroep in zaak ROT 24/241 gegrond is moet de minister in die zaak het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres in die zaak ook een vergoeding van haar proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep in zaak ROT 24/495 ongegrond;
- verklaart het beroep in zaak ROT 24/241 gegrond;
- vernietigt het besluit van 24 november 2023;
- herroept het besluit van 4 augustus 2023 (boetezaaknummer 202301278);
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat de minister het griffierecht van € 371,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt de minister tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M.J. Bos, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA ’s-Gravenhage.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 5:46, eerste en derde lid
1. De wet bepaalt de bestuurlijke boete die wegens een bepaalde overtreding ten hoogste kan worden opgelegd.
3. Indien de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, legt het bestuursorgaan niettemin een lagere bestuurlijke boete op indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.
Verordening (EG) nr. 852/2004
Artikel 4, tweede lid
Exploitanten van levensmiddelenbedrijven die zich bezighouden met enigerlei stadium van de productie, verwerking en distributie van levensmiddelen dat volgt op de stadia waarop lid 1 van toepassing is, houden zich aan de algemene hygiënevoorschriften van bijlage II, alsmede aan alle specifieke voorschriften van Verordening (EG) nr. 853/2004.
Bijlage II, hoofdstuk IX, onder 3
In alle stadia van de productie, verwerking en distributie moeten levensmiddelen worden beschermd tegen elke vorm van verontreiniging waardoor de levensmiddelen ongeschikt kunnen worden voor menselijke consumptie, schadelijk worden voor de gezondheid, dan wel op een zodanige wijze kunnen worden verontreinigd dat zij redelijkerwijze niet meer in die staat kunnen worden geconsumeerd.
Wet dieren
Artikel 6.2, eerste lid
Het is verboden in strijd te handelen met bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften van EU-verordeningen betreffende onderwerpen waarop deze wet van toepassing is.
Artikel 8.7
Onze Minister kan een overtreder een bestuurlijke boete opleggen.
Artikel 8.8, eerste lid
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de hoogte van de bestuurlijke boete die voor een overtreding of voor categorieën van overtredingen kan worden opgelegd.
Regeling dierlijke producten
Artikel 2.4, eerste lid, onder c
Voorschriften van EU-verordeningen als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de
wet zijn de artikelen 3 en 4, eerste, tweede en derde lid, 5, eerste lid, tweede lid, laatste alinea, en vierde lid, 6, tweede lid, laatste alinea, en derde lid, van verordening (EG) nr. 852/2004.
Besluit handhaving en overige zaken wet dieren
Artikel 2.2, eerste lid onder c en derde lid
1. De hoogte van de bestuurlijke boete die Onze Minister aan een overtreder voor
een overtreding kan opleggen wordt overeenkomstig de volgende boetecategorieën
vastgesteld:
c. categorie 3: € 2500.
3. Bij ministeriële regeling worden de bepalingen waarvoor in geval van overtreding een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, ingedeeld overeenkomstig de daarbij aangewezen boetecategorie.
Artikel 2.5, eerste lid
Indien ten tijde van het begaan van een overtreding nog geen vijf jaren zijn verstreken sinds een eerder aan de overtreder opgelegde bestuurlijke boete voor eenzelfde overtreding onherroepelijk is geworden, is de bestuurlijke boete gelijk aan de som van de op grond van de artikelen 2.2, 2.3 en 2.4 voor de overtreding op te leggen bestuurlijke boete en de voor die eerdere overtreding opgelegde bestuurlijke boete.
Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren
Artikel 1.2
De hoogte van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, van het besluit, wordt vastgesteld overeenkomstig de bedragen die horen bij de boetecategorieën die in de bijlage bij deze regeling voor desbetreffende overtredingen zijn vastgelegd.
Bijlage als bedoeld in artikel 1.2 van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren
Regeling dierlijke producten categorie
Artikel 2.4, eerste lid, onderdeel c, voor zover dat onderdeel betrekking heeft 3
op de artikelen (…) 4, eerste tot en met derde lid (…) van verordening (EG)
nr. 852/2004.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraken van 13 augustus 2024, ECLI:NL:CBB:2024:565 en ECLI:NL:CBB:2024:566.
2.Vergelijk de uitspraak van deze rechtbank van 31 juli 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:7013.