In deze zaak heeft [naam 1] B.V. hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin een boete van € 2.500,- was opgelegd wegens vermeende verontreiniging van vlees in een slachthuis. De inspectie door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op 15 oktober 2019 had geconstateerd dat naakt vlees in contact was gekomen met de buitenkant van een dolav, wat volgens de minister een overtreding van de Wet dieren en de bijbehorende EU-verordeningen zou zijn. De rechtbank had het beroep van [naam 1] ongegrond verklaard, maar het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat de minister niet had aangetoond dat er daadwerkelijk sprake was van verontreiniging. Het College vernietigde de eerdere uitspraak, verklaarde het beroep van [naam 1] gegrond en herstelde de beslissing op bezwaar. Tevens werd de Staat veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 1.000,- wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De uitspraak benadrukt de noodzaak van bewijsvoering bij het opleggen van boetes in het kader van voedselveiligheid.